24288 |
zwarte roodstaart |
schouwvegertje:
sxøviəgərkə (Q002p Hasselt)
|
zwarte roodstaart (14 rood trilstaartje, man is van voren roetzwart en heeft wittige vleugelvlek; echte gebouwenvogel; broedt daar binnenin; roep driftig [wiet, wiet, tk, tk]; zang hoog vanaf gebouw [bi-bi-kchchchch...bu-bi-bi] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18591 |
zwartfluwelen haarbandje |
diadeem (<fr.):
Fr. diadème.
diea`dèèm (Q002p Hasselt)
|
diadeem
III-1-3
|
24291 |
zwartkop |
zwartkopje:
zwartkēͅpkə (Q002p Hasselt)
|
zwartkop (14 als tuinfluiter [046] maar man heeft zwart, pop een chocoladekleurig petje; nestje heeft binnenkant van haren; zang begint krassend maar eindigt luid jodelend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
28596 |
zwavel, sulfer |
solfer:
sǫlfǝr (Q002p Hasselt)
|
Lichtgele, licht ontvlambare chemische stof waarvan de bij verbranding vrijkomende dampen dodelijk zijn voor de bijen. [N 63, 78c; JG 1b; Ge 37, 209]
II-6
|
19541 |
zwavelstok |
kretsertje:
krɛtsərkə (Q002p Hasselt),
kretsje:
krɛtskə (Q002p Hasselt),
solferstekje:
soͅlfərstɛkskə (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
stekje:
o.
stēͅkskə (Q002p Hasselt),
zwaveltje:
o.
zwēvəlkə (Q002p Hasselt)
|
zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
22907 |
zweefmolen |
zwikjes (mv.):
Ook dim. zwiekskes.
zwiekskes (mv.) (Q002p Hasselt)
|
Zwik: 2. Schommel (kermis).
III-3-2
|
33995 |
zweep |
smet:
smęt (Q002p Hasselt),
smik:
smek (Q002p Hasselt),
zweep:
zwīp (Q002p Hasselt)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|
34214 |
zweep van de koeherder |
smet:
smęt (Q002p Hasselt)
|
Zweep om bijvoorbeeld de koeien naar de stal te brengen. [N 18, 146]
I-11
|
18105 |
zweer |
zweer:
zwiër (Q002p Hasselt)
|
zweer
III-1-2
|
18056 |
zweet |
zweet:
zweet (Q002p Hasselt),
zwiet (Q002p Hasselt),
zwīt (Q002p Hasselt)
|
zweet [N 10 (1961)]
III-1-2
|