34196 |
brulziekte |
brul:
brel (Q002p Hasselt),
brøl (Q002p Hasselt)
|
Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C]
I-11
|
21573 |
brutaal |
astrant:
astrant (Q002p Hasselt),
hieje is astrant (Q002p Hasselt),
hieje ès astrant (Q002p Hasselt),
hieë es astrant (Q002p Hasselt),
ie es astrant (Q002p Hasselt),
frank:
frank (Q002p Hasselt),
vrank (Q002p Hasselt),
niet gegeneerd:
hieje is nie gejeneerd (Q002p Hasselt),
strant:
hieə es strant (Q002p Hasselt),
strant (Q002p Hasselt)
|
hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)] || vrijpostig [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
25116 |
bui, regenbui |
bijs:
bēs (Q002p Hasselt),
bèès (Q002p Hasselt),
ps. omgespeld volgens Frings.
bēͅs (Q002p Hasselt),
boes:
bous (Q002p Hasselt),
gads:
gats (Q002p Hasselt),
plas:
ploͅs (Q002p Hasselt),
schoer:
sxoər (Q002p Hasselt),
sint-jansplas:
səntjansplos (Q002p Hasselt)
|
bui, regen [ZND 01 (1922)] || bui, regenbui || regenbui [ZND 06 (1924)], [ZND m]
III-4-4
|
17634 |
buik |
buik:
boek (Q002p Hasselt),
buk (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt),
pens:
pɛ.ns (Q002p Hasselt)
|
buik [N 10b (1961)], [ZND m] || de buik [ZND 29 (1938)] || Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41]
I-9, III-1-1
|
17635 |
buik (spotnamen) |
buikpens:
boekpens (Q002p Hasselt),
pens:
pens (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
peͅns (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt),
pɛns (Q002p Hasselt)
|
buik [N 10b (1961)] || buik: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
32316 |
buikband |
pensband:
pęns˱bant (Q002p Hasselt)
|
De band die het dichtst bij het dikste gedeelte van het vat, de buik, wordt aangebracht. Een vat heeft ten minste twee buikbanden; één aan elke kant van het vat. De in dit lemma opgenomen benamingen duiden zowel de voorlopige als de definitieve banden op die plaats aan. Zie ook het lemma ɛsluitbandenɛ.' [N E, 22c; N E, 42]
II-12
|
33886 |
buikkrampen |
kolieken:
kǫlē̜i̯kǝ (Q002p Hasselt),
penspijn:
pɛ.nspē̜n (Q002p Hasselt)
|
Met krampen gepaard gaande darmstoornis die hevige pijn veroorzaakt bij dieren, in het bijzonder bij paarden. [A 48A, 5; N 8, 9Oo; monogr.]
I-9
|
18095 |
buikpijn |
buikpijn:
boekpein (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
boekpeyn (Q002p Hasselt),
boekpèn (Q002p Hasselt),
boekpên (Q002p Hasselt),
bukpijn (Q002p Hasselt),
būkpeͅn (Q002p Hasselt),
pijn in zijn buik:
pēin ēn meine boek (Q002p Hasselt)
|
ik heb buikpijn [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
18139 |
buil op het hoofd |
knobbel:
knobbel (Q002p Hasselt),
knook:
kneuk (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt),
knōk (Q002p Hasselt)
|
een buil (gezwel, bv. op het hoofd door een slag of val) [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
33392 |
buitendeurtje van het varkenshok |
deurtje:
dērkǝ (Q002p Hasselt)
|
Het deurtje waardoor het varken de stal in en uit kan lopen. [N 5A, 60f]
I-6
|