e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

Gevonden: 5340
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brulziekte brul: brel (Hasselt), brøl (Hasselt) Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C] I-11
brutaal astrant: astrant (Hasselt), hieje is astrant (Hasselt), hieje ès astrant (Hasselt), hieë es astrant (Hasselt), ie es astrant (Hasselt), frank: frank (Hasselt), vrank (Hasselt), niet gegeneerd: hieje is nie gejeneerd (Hasselt), strant: hieə es strant (Hasselt), strant (Hasselt) hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)] || vrijpostig [ZND 32 (1939)] III-3-1
bui, regenbui bijs: bēs (Hasselt), bèès (Hasselt), ps. omgespeld volgens Frings.  bēͅs (Hasselt), boes: bous (Hasselt), gads: gats (Hasselt), plas: ploͅs (Hasselt), schoer: sxoər (Hasselt), sint-jansplas: səntjansplos (Hasselt) bui, regen [ZND 01 (1922)] || bui, regenbui || regenbui [ZND 06 (1924)], [ZND m] III-4-4
buik buik: boek (Hasselt), buk (Hasselt, ... ), pens: pɛ.ns (Hasselt) buik [N 10b (1961)], [ZND m] || de buik [ZND 29 (1938)] || Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41] I-9, III-1-1
buik (spotnamen) buikpens: boekpens (Hasselt), pens: pens (Hasselt, ... ), peͅns (Hasselt, ... ), pɛns (Hasselt) buik [N 10b (1961)] || buik: spotbenamingen [N 10 (1961)] III-1-1
buikband pensband: pęns˱bant (Hasselt) De band die het dichtst bij het dikste gedeelte van het vat, de buik, wordt aangebracht. Een vat heeft ten minste twee buikbanden; één aan elke kant van het vat. De in dit lemma opgenomen benamingen duiden zowel de voorlopige als de definitieve banden op die plaats aan. Zie ook het lemma ɛsluitbandenɛ.' [N E, 22c; N E, 42] II-12
buikkrampen kolieken: kǫlē̜i̯kǝ (Hasselt), penspijn: pɛ.nspē̜n (Hasselt) Met krampen gepaard gaande darmstoornis die hevige pijn veroorzaakt bij dieren, in het bijzonder bij paarden. [A 48A, 5; N 8, 9Oo; monogr.] I-9
buikpijn buikpijn: boekpein (Hasselt, ... ), boekpeyn (Hasselt), boekpèn (Hasselt), boekpên (Hasselt), bukpijn (Hasselt), būkpeͅn (Hasselt), pijn in zijn buik: pēin ēn meine boek (Hasselt) ik heb buikpijn [ZND 34 (1940)] III-1-2
buil op het hoofd knobbel: knobbel (Hasselt), knook: kneuk (Hasselt, ... ), knōk (Hasselt) een buil (gezwel, bv. op het hoofd door een slag of val) [ZND 32 (1939)] III-1-2
buitendeurtje van het varkenshok deurtje: dērkǝ (Hasselt) Het deurtje waardoor het varken de stal in en uit kan lopen. [N 5A, 60f] I-6