e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

Gevonden: 5340
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doordeweekse kleren `s werkendaagse kleren: sweͅrkəndaxsə klīər (Hasselt), weekse kleren: wiəksə klīr (Hasselt), wekelijkse kleren: wekelijkse kleer (Hasselt) De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)] || door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
doorn, stekel doorn: djoa.n (Hasselt), djoͅ:n (Hasselt), doorn (mv.): deun (Hasselt) doorn || doornen [RND] III-4-3
doorregen doorregen: durre.ge spek (Hasselt) doorregen spek III-2-3
doorschieten schieten: sxī.tǝ (Hasselt) Het vanuit de aar doorgroeien van de graanplant. [JG 1a; monogr.] I-4
doorschieter doorschieten: dø̄ǝrsxītǝ (Hasselt), herwassen: hɛrwasǝ (Hasselt) Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.] I-5
doorslag, drevel doorslag: dø̄.rslā.x (Hasselt), dopper: dǫpǝr (Hasselt) Stalen stift met aan de onderzijde een enigszins kegelvormig uiteinde, waarmee men de koppen van spijkers in het hout drijft. Zie ook afb. 94. Werken met de doorslag werd in Tongeren (Q 162) doppen (dø ̞pǝ) genoemd. Zie ook het gelijknamige lemma in Wld II.9, pag. 160. Het materiaal dat hieronder is opgenomen vormt een aanvulling daarop en is uitsluitend afkomstig uit monografische bronnen. [monogr.] II-12
dopen dopen: dīpə (Hasselt), doepen (Hasselt), dî:pə (Hasselt, ... ), dû.pə (Hasselt), ə kent duipə (Hasselt), soppen: soͅpə (Hasselt) doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || Dopen. [ZND 01 (1922)] || Een kind dopen. [ZND 23 (1937)] || indopen van het brood b.v. in de koffie: soppen [N 08 (1961)] III-2-3, III-3-3
doperwten peulerwten: pōəlēͅ.t (Hasselt) [Goossens 1b (1960)] I-7
dorp dorp: de.rəp (Hasselt), də boərə hān vēͅv osə ən nē[i}gə kōͅn ən twelf schaopə fərteͅrbchəbroch dēͅ wō[u}nzə fərku (Hasselt), də bū[ə}rə hān veͅv osənən nēigə kēͅn ən tweͅlf schōͅpə fərterp chəbroch veͅ wōunsə vərk (Hasselt), dəbōͅurə hāŋ vēͅfoͅsə en nēgək"ŋ en tweləfschīəp verətēͅrp chəbrø͂ͅch, dēz (Hasselt), Fr. ai  dairp (Hasselt) De boeren hadden vijf ossen en negen koeien en twaalf schapen voor het dorp gebracht, die wilden ze verkopen. [ZND 04 (1924)] || dorp [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-3-1
dorpel dorpel: dęrpǝl (Hasselt), zul: sęl (Hasselt), zęl (Hasselt) Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld] II-9