18671 |
doordeweekse kleren |
`s werkendaagse kleren:
sweͅrkəndaxsə klīər (Q002p Hasselt),
weekse kleren:
wiəksə klīr (Q002p Hasselt),
wekelijkse kleren:
wekelijkse kleer (Q002p Hasselt)
|
De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)] || door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24477 |
doorn, stekel |
doorn:
djoa.n (Q002p Hasselt),
djoͅ:n (Q002p Hasselt),
doorn (mv.):
deun (Q002p Hasselt)
|
doorn || doornen [RND]
III-4-3
|
20929 |
doorregen |
doorregen:
durre.ge spek (Q002p Hasselt)
|
doorregen spek
III-2-3
|
26175 |
doorschieten |
schieten:
sxī.tǝ (Q002p Hasselt)
|
Het vanuit de aar doorgroeien van de graanplant. [JG 1a; monogr.]
I-4
|
33167 |
doorschieter |
doorschieten:
dø̄ǝrsxītǝ (Q002p Hasselt),
herwassen:
hɛrwasǝ (Q002p Hasselt)
|
Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.]
I-5
|
30461 |
doorslag, drevel |
doorslag:
dø̄.rslā.x (Q002p Hasselt),
dopper:
dǫpǝr (Q002p Hasselt)
|
Stalen stift met aan de onderzijde een enigszins kegelvormig uiteinde, waarmee men de koppen van spijkers in het hout drijft. Zie ook afb. 94. Werken met de doorslag werd in Tongeren (Q 162) doppen (dø ̞pǝ) genoemd. Zie ook het gelijknamige lemma in Wld II.9, pag. 160. Het materiaal dat hieronder is opgenomen vormt een aanvulling daarop en is uitsluitend afkomstig uit monografische bronnen. [monogr.]
II-12
|
20848 |
dopen |
dopen:
dīpə (Q002p Hasselt),
doepen (Q002p Hasselt),
dî:pə (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
dû.pə (Q002p Hasselt),
ə kent duipə (Q002p Hasselt),
soppen:
soͅpə (Q002p Hasselt)
|
doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || Dopen. [ZND 01 (1922)] || Een kind dopen. [ZND 23 (1937)] || indopen van het brood b.v. in de koffie: soppen [N 08 (1961)]
III-2-3, III-3-3
|
33521 |
doperwten |
peulerwten:
pōəlēͅ.t (Q002p Hasselt)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
21311 |
dorp |
dorp:
de.rəp (Q002p Hasselt),
də boərə hān vēͅv osə ən nē[i}gə kōͅn ən twelf schaopə fərteͅrbchəbroch dēͅ wō[u}nzə fərku (Q002p Hasselt),
də bū[ə}rə hān veͅv osənən nēigə kēͅn ən tweͅlf schōͅpə fərterp chəbroch veͅ wōunsə vərk (Q002p Hasselt),
dəbōͅurə hāŋ vēͅfoͅsə en nēgək"ŋ en tweləfschīəp verətēͅrp chəbrø͂ͅch, dēz (Q002p Hasselt),
Fr. ai
dairp (Q002p Hasselt)
|
De boeren hadden vijf ossen en negen koeien en twaalf schapen voor het dorp gebracht, die wilden ze verkopen. [ZND 04 (1924)] || dorp [ZND 01 (1922)], [ZND m]
III-3-1
|
19991 |
dorpel |
dorpel:
dęrpǝl (Q002p Hasselt),
zul:
sęl (Q002p Hasselt),
zęl (Q002p Hasselt)
|
Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld]
II-9
|