17997 |
huiveren |
bibberen:
bibberen (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel),
rijderen:
rayeren (L352p Hechtel),
(rayon)
rayeren (L352p Hechtel)
|
Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)]
III-1-2
|
17956 |
huppelen |
huppelen:
huppele (L352p Hechtel)
|
Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
19887 |
huurcontract |
huurceel:
hy(3)̄rsəl (L352p Hechtel)
|
het contract dat gesloten wordt wanneer een huis wordt verhuurd; hoe zegt men b.v. "ik heb een ...... van drie jaar"? [ZND 43 (1943)]
III-3-1
|
19886 |
huurhuis |
huurhuis:
huurhōs (L352p Hechtel),
huurhōus (L352p Hechtel)
|
huurhuis [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
21333 |
huurpenning |
werdel:
WNT: werdel - wordel, weerdel, werrel, warrel, weddel -, 1) Spinschijfje, b) Een derg. voorwerp als onderpand of teeken van contract gegeven bij het aangaan van een dienstverplichting (en bij feitelijke indiensttreding omgeruild tegen het drinkgeld, de godspenning vand. ook: drinkgeld, fooi, godspenning.
weurel (L352p Hechtel)
|
Hoe noemt men de huurpenning (geldstuk door boeren aan dienstpersoneel gegeven bij t huren)? [ZND 16 (1934)]
III-3-1
|
19295 |
iemand luidruchtig berispen |
kijven:
Moeder zal keīven (L352p Hechtel)
|
moeder zal kijven ! (in het oosten komt nog een oud woord tagge voor) [ZND 41 (1943)]
III-1-4
|
19089 |
iemand uitschelden |
uitmaken:
otmaken (L352p Hechtel),
gewoon
iement aotmaken (L352p Hechtel),
uitschijten:
otscheiten (L352p Hechtel),
ai als aimer
oͅutschaiten (L352p Hechtel),
gemeen
iemend aotschèten (L352p Hechtel)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)]
III-1-4
|
20444 |
iemands overlijden aanzeggen |
noden:
znd 32, 71;
noeien (L352p Hechtel),
verzoeken:
znd 32, 71;
verzukken (L352p Hechtel)
|
de buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [ZND 32 (1939)]
III-2-2
|
21563 |
ijken |
ijken:
de gewichten aiken (L352p Hechtel),
ijken (L352p Hechtel),
è = la grève
gewichten èken (L352p Hechtel)
|
De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
17995 |
ijlen |
ijlen:
èèle (L352p Hechtel)
|
Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, raaskallen, baageren, dolen). [N 107 (2001)]
III-1-2
|