e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

Gevonden: 2679
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inleggen (in een voor) zetten: zętǝ (Hechtel) Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.] I-5
inschieten inschieten: inschieten (Hechtel), schieten: schieten (Hechtel) Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d] II-1
inspannen inspannen: e.nspanǝ (Hechtel) Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74] I-10
introïtus intredezang: intredezang (Hechtel) De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)] III-3-3
italiaan italiaan: det is ⁄n Itailaan (Hechtel), dès ne Italiaan (Hechtel), italiaander: des nen Italiender (Hechtel) Dat is een Italiaan. [ZND 36 (1941)] III-3-1
jaargetijde jaargetijde: joorgetij (Hechtel) Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)] III-3-3
jak jak: jak (Hechtel), ják (Hechtel), jakje: jekske (Hechtel) damesblouse, strak om het lichaam, hoog gesloten met boordje en met lange strakke mouwen [jak, seket] [N 25 (1964)] || jak (kort vrouwenkledingstuk) [ZND 27 (1938)] III-1-3
jaloers jaloers: ook materiaal znd 27, 44  zjaloers (Hechtel), zjaloersch (Hechtel) jaloers [ZND 01 (1922)] III-1-4
jas: algemeen jas: hai is vaijer zennen jas en ;oeijer heur geld, vaijer zen kauw en vaijer zennen hond (Hechtel), jas (Hechtel) Jas. Hier is vader zn jas en moeder haar geld... [ZND 44 (1946)] || Zijn jas is helemaal vaal, op die van mij zitten vale plekken [DC 42B (1967)] III-1-3
jenever jenever: jenaiver (Hechtel) jenever [ZND 01u (1924)] III-2-3