23215 |
klepel |
klepel:
de klepel vanne klok (L352p Hechtel),
slinger:
slinger (L352p Hechtel)
|
De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)]
III-3-3
|
21549 |
kletsen [onnozele praat vertellen] |
flauwe zever:
flowe ziver (L352p Hechtel),
onnozele kal:
onnuuzele kaal (L352p Hechtel),
zever verkopen:
hai verkupt ziever (L352p Hechtel)
|
Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
33997 |
kletsoor |
klantsoor:
klandzūr (L352p Hechtel)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
21337 |
kletswijf |
babbelkous:
babbelkôs (L352p Hechtel),
babbelwijf:
babbelwaif (L352p Hechtel)
|
Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)]
III-3-1
|
25029 |
kleurx |
kleur:
kleur (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel,
L352p Hechtel)
|
kleur [DC 42B (1967)], [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
18065 |
klierziekte |
klieren:
klieren (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel,
L352p Hechtel,
L352p Hechtel),
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
klieren (L352p Hechtel)
|
hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] || hoe heet de klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt, die dan soms opengaan ? [ZND 36 (1941)] || koningszweer (kliergezwellen aan de hals, ook St-Marcoen geheten, Fr. scrofules) [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
17893 |
klieven |
klieven:
klaampe klieve (L352p Hechtel)
|
Vaneen scheiden (klieven, kloven, splijten, splitsen, (scheiden))\\ [N 108 (2001)]
III-1-2
|
21469 |
klikspaan |
kwekker:
kwekker (L352p Hechtel),
overbriever:
éúvərbrīēvər (L352p Hechtel),
overdrager:
éúvərdraagər (L352p Hechtel)
|
klikspaan; Iemand die daar een gewoonte van maakt is een ...... [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
24581 |
klimop |
klimop:
-
klimop (L352p Hechtel),
wintergroen:
-
wintergrun (L352p Hechtel)
|
klimop [ZND 36 (1941)]
III-4-3
|
17736 |
klinken |
klabodderen:
zeker iemand vannen trap gevallen
hurt deh doa’s klaboddere (L352p Hechtel),
laweit maken:
lewaet make (L352p Hechtel),
schetteren:
die kaan nogal schaetere (haard kallep) (L352p Hechtel)
|
Klinken: een goed hoorbaar, luid of helder geluid voortbrengen (klinken, luiden, klabetteren, klawettern) [N 108 (2001)]
III-1-1
|