e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kosteres kosteres: kosteres (Hechtel) Een vrouw die het kostersambt uitoefent [kosteres, kosterin, kosterse?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kostganger kostganger: kostganger (Hechtel), kostgenger (Hechtel) een kostganger (die bij anderen inwoont) [ZND 28 (1938)] III-3-1
kostschool pensionaat (<fr.): pensionaat (Hechtel) kostschool [ZND 40 (1942)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: kerəmənāiən (Hechtel), kotelet: koͅrtəleͅtə (Hechtel) karbonaden [Goossens 1b (1960)] || koteletten [Goossens 1b (1960)] III-2-3
koude drukte maken beslag maken: beslaag maken (Hechtel) veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)] III-1-4
koudvuur koudvuur: kaad vuur (Hechtel) Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 107 (2001)] III-1-2
kous: algemeen kous: gestrokke} koès (Hechtel), kaos (Hechtel), kous (Hechtel), koͅūs (Hechtel), een klank tussen a en o  kaos (Hechtel) kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] || Kous, een paar kousen. Bedoeld wordt het kledingsstuk dat gebreid of geweven wordt en de voet en het gehele been tot boven de knie bedekt (fr. bas) [ZND 48 (1954)] || Kous. Wat is de juiste uitspraak van kous (beenbekleding) ? [ZND 47 (1950)] III-1-3
kousenwol garen: gaoren (Hechtel), serge (fr.): *slecht leesbaar  serge (Hechtel) hoe heet het wollen garen waarmee kousen worden gebreid ? [ZND 42 (1943)] III-1-3
kouter kouter: kō.tǝr (Hechtel), kouteren: kō.tǝrǝn (Hechtel) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kouwe drukte veel laweit: veul lewet (Hechtel) veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)] III-1-4