18205 |
kraag |
jassenkraag:
jassekraag (L352p Hechtel),
kraag:
kraag (L352p Hechtel),
krègskə (L352p Hechtel)
|
kraag [ZND 28 (1938)] || Kraagje (verkleinwoord). [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
22858 |
kraaltjes |
kraaltjes:
kroͅləkəs (L352p Hechtel)
|
kraaltjes [RND]
III-3-2
|
32621 |
kraan van de metalen gierton |
kraan:
krǫǝn (L352p Hechtel)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraai:
krunekrê (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel)
|
kraanvogel [ZND 01 (1922)], [ZND 17 (1935)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
kretsen:
in zèn hoar kretse (L352p Hechtel)
|
Zijn hoofd krabben tegen de jeuk (dabben, kretsen, kratsen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
23718 |
kralen van de rozenkrans |
bid-voor-onskraaltjes:
bid vir ons kraolkes (L352p Hechtel)
|
De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21340 |
kramer |
kramer:
die op de kermis komen met wagens en mensen die vodden opkopen
kramer (L352p Hechtel)
|
Kramer. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
21342 |
krant |
gazet (<fr.):
gezêt (L352p Hechtel)
|
krant [ZND 17 (1935)]
III-3-1
|
21031 |
kreeft |
krab:
ook in ZND 28, 048
krab (L352p Hechtel),
kreeft:
ook in ZND 28, 048
kreeft (L352p Hechtel)
|
kreeft [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
18107 |
krentenbaard |
scheurmond:
in mondhoeken
schuuermond (L352p Hechtel),
zweertje:
zwèrke (L352p Hechtel)
|
Uitslag, zweertjes op de lippen en de kin (krentenbaard, baardziekte). [N 107 (2001)]
III-1-2
|