21554 |
leugen / gelogen |
gelogen (volt.deelw.):
des gelogen (L352p Hechtel)
|
Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
19383 |
leunstoel |
zetel:
zētəl (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel)
|
een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
21341 |
leurder |
leurder:
leurder (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel),
léúrdər (L352p Hechtel)
|
een venter (die van deur tot deur waren verkoopt) [ZND 28 (1938)] || leurder; Hoe werd de man genoemd die dat deed? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
21431 |
leuren |
leuren:
léúrə (L352p Hechtel)
|
leuren; Kent u een oud woord voor te voet met de handelswaar langs de huizen gaan van deur tot deur zoals bijvoorbeeld marskramers en ketellappers deden? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
20198 |
leven |
leven:
znd 34, 82a;
leeve (L352p Hechtel),
leive (L352p Hechtel)
|
leven; op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)]
III-2-2
|
20188 |
leven (zn) |
leven:
laiven (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel),
leiven (L352p Hechtel),
lève (L352p Hechtel),
lèven (L352p Hechtel)
|
leven; in de fleur van zijn leven [ZND 35 (1941)] || leven; op het einde van zijn leven [ZND 34]
III-2-2
|
17568 |
levend vlees onder de huid |
leven, het -:
in `t lèèven (L352p Hechtel),
levend, het -:
in `t lèèvent gesneeën (L352p Hechtel)
|
Levend vlees onder de huid (het leven, ruw vlees, bloedvlees). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
21002 |
leverpastei |
leverpat:
lēͅ.vərpá’tē (L352p Hechtel)
|
leverpastei [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
20514 |
leverworst |
leverworst:
laiverworst (L352p Hechtel),
lēͅ.vərwoͅrst (L352p Hechtel),
lèverworst (L352p Hechtel)
|
leverworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
24342 |
libel en waterjuffer |
madammetje:
madameke (L352p Hechtel),
tenensnijder:
tinnesnijer (L352p Hechtel)
|
waterjuffer, libel [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|