23283 |
parochie |
parochie:
`dorp`
z. toel. (L352p Hechtel),
`gemeente met een pastoor`
z. toel. (L352p Hechtel)
|
Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
23231 |
pasen |
pasen:
pōͅschen valt laot (L352p Hechtel),
pösschen valt laaət (L352p Hechtel)
|
Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)]
III-3-3
|
34046 |
pasgeboren kalf |
nuchter kalf:
nøxtǝrǝ [kalf] (L352p Hechtel)
|
[N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
18183 |
passen |
passen:
passe (L352p Hechtel),
passen (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel,
L352p Hechtel)
|
Passen. Nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen, mikken] [N 114 (2002)] || Passen. Wie een nieuwe jas bestelt laat zich de maat nemen en moet later naar de kleermaker om het kledingstuk te gaan ... Welk woord gebruikt uw dialect hier? (fr. essayer) [ZND 48 (1954)]
III-1-3
|
33561 |
pastinaak |
pasnaken:
psnaken (L352p Hechtel)
|
pastinaak [ZND 05 (1924)]
I-7
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
de pastoer (L352p Hechtel),
pəstu.ər (L352p Hechtel)
|
pastoor [RND] || Pastoor. [ZND 14 (1926)]
III-3-3
|
20685 |
patates frites |
friet:
friet (L352p Hechtel),
frieten:
fritte (L352p Hechtel)
|
de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)]
III-2-3
|
23542 |
pateen |
pateen (<fr.):
pateen (L352p Hechtel)
|
De pateen, gouden schaaltje op de kelk [patieën?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23296 |
pater |
pater (lat.):
pa.tər (L352p Hechtel)
|
pater [RND]
III-3-3
|
23284 |
patroonheilige, kerkpatroon |
patroon (<fr.):
baas
ne baais (L352p Hechtel),
heilige
ne petroên (L352p Hechtel),
heilige (m)
patroën (L352p Hechtel),
heilige, de andere twee zijn onbekend
petroen (L352p Hechtel)
|
Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|