33566 |
perzik |
peersel:
pirselen (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel)
|
[ZND 05 (1924)]perzik [ZND 05 (1924)]
I-7
|
24856 |
perzikkruid |
reutsel:
retsǝl (L352p Hechtel)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (L352p Hechtel),
klàk (L352p Hechtel),
klâ.k (L352p Hechtel)
|
pet (hoofdbedekking voor mannen) - zijn er verschillende benamingen? [ZND 16 (1934)] || pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33568 |
peterselie |
peterselie:
petersillie (L352p Hechtel),
pitərsē.li (L352p Hechtel)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)]
I-7
|
20822 |
peuk |
stomp:
stomp (L352p Hechtel)
|
peuk [N 58 (1973)]
III-2-3
|
21063 |
peul |
schaal:
schaail (L352p Hechtel),
schoail (L352p Hechtel)
|
groene schaal waarin erwten en bonen zitten [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
33508 |
peul, dop (znw) |
doos:
dōͅs (L352p Hechtel),
schaal:
schaail (L352p Hechtel),
schalen (L352p Hechtel),
sxōͅəl (L352p Hechtel)
|
[Goossens 1b (1960)] [Goossens 2c (1963)] [ZND 40 (1942)]
I-7
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
peulen:
polen (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel)
|
[Goossens 2c (1963)] [ZND 40 (1942)]
I-7
|
33569 |
peulerwten |
sokkererwten:
sokərēͅrt (L352p Hechtel)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
18806 |
piekeren |
prakkiseren:
hai zaat do altai op te prakkezeeren (L352p Hechtel),
he zaaet do altij te prakkezeeren (L352p Hechtel),
he zit doa altijd te prakkezeeren (L352p Hechtel)
|
hij zat daar altijd te mijmeren (onder "mijmeren"verstaan we hier: over zijn zorgen zitten te denken, te piekeren, te prakkezeren) [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|