e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pottenbakker pottenbakker: pǫtǝbakǝr (Hechtel) Ambachtsman die uit klei potten en ander aardewerk vervaardigt. De woordtypen pottenman (Q 95, Q 193) en aardewerker (Q 95) werden in de betreffende plaatsen gebruikt voor een arbeider in een aardewerkfabriek. [L 34, 20; A 45, 34; N 49, 60a; monogr.] II-8
potter? potter: potter (Hechtel) gierigaard [ZND 35 (1941)] III-3-1
praam prang: praŋ (Hechtel) Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.] I-10
praten kallen: kallen (Hechtel) zij praten, kletsen, babbelen de hele dag [ZND 41 (1943)] III-3-1
predikant preker: preker (Hechtel) De predikant, prediker, degene die de preek houdt. [N 96B (1989)] III-3-3
preek preek: preek (Hechtel) De predikatie, de preek [preek, prèèk, preëdich?]. [N 96B (1989)] III-3-3
prefatie prefatie (<lat.): prevatie (Hechtel) De door de priester gezongen lofprijzing ter inleiding van de Canon, de prefatie. [N 96B (1989)] III-3-3
prei poor: poor (Hechtel, ... ), pō.r (Hechtel) [Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)] [ZND 15 (1930)] I-7
preken preken: preken (Hechtel) Preken, prediken [preeke, prèèke, preëdieje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
prent(je) beeld(je): ieê schoeê beeldeken (Hechtel) Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)] III-3-2