e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rochet rok: rok (Hechtel) Het korte witte kleed over de misdienaarstoog [rochet, rökkele?]. [N 96B (1989)] III-3-3
rode aalbes sint-jansberen: sintjansbere (Hechtel), verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  sint-jansbeer (Hechtel) aalbes [ZND 01 (1922)] I-7
rode biet kroot: krǫǝt (Hechtel) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5
rode bosmier rode mierzeik: rōj mirzēͅk (Hechtel) bosmier, (grote) rode ~ [stekkedraoger, brak] [N 26 (1964)] III-4-2
rode kool rode kool: rooi keul (Hechtel), rooie kūl (Hechtel), rooije kuul (Hechtel), rooikeul (Hechtel), rooje kuël (Hechtel) rode kool [ZND 34 (1940)] || Rode kool (als plant of gewas) [ZND 34 (1940)] I-7, III-2-3
roep- en lokwoord voor de kip tiet, tiet, tiet: tit, tit, tit (Hechtel), tjiep, tjiep, tjiep: tjip, tjip, tjip (Hechtel) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het kuiken tjiep, tjiep, tjiep: tjip, tjip, tjip (Hechtel) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
roeren roeren: ruren (Hechtel) In de soep roeren. [ZND 41 (1943)] III-2-3
roestplek ijzermaal: aizermaol (Hechtel) roestplek [ZND 36 (1941)] III-2-1
roet roet: rōt (Hechtel), rut (Hechtel) rookzwart onderaan een ketel [ZND 36 (1941)] III-2-1