e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

Gevonden: 2679
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blad van de korenhalm lis: les (Hechtel) Het smalle blad van de korenhalm. Zie afbeelding 2, b. [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
blad, bladeren van een plant blad: blǭǝ.t (Hechtel), blader: blǭ.ǝr (Hechtel) Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.] I-4
blaffen bassen: basən (Hechtel) blaffen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
blaker blaker: blōͅkər (Hechtel), kaarsenpannetje: karsəpanəkən (Hechtel), karsəpeͅnəkə (Hechtel) het pannetje, van een oor voorzien, waarop de kaars wordt gezet [ZND 36 (1941)] III-2-1
blaren blaren: blǫrǝ (Hechtel), blǭrt (Hechtel) Het verschijnsel waarbij een verflaag plaatselijk van de ondergrond loslaat en er zwellingen ontstaan. Het blaren kan verschillende oorzaken hebben. De voornaamste zijn: vocht in het geschilderde materiaal en slechte hechting van de verflaag aan het materiaal. [L 32, 78; monogr.] II-9
blauwe bosbes bosbeer: verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2  bosbeer (Hechtel) bosbes, alg. [ZND 01 (1922)] III-4-3
blauwe klei blauwe leem: blǫǝ lii̯ǝm (Hechtel) De blauwe klei in het algemeen en de klei die onder het veen zit in het bijzonder. [N 27, 19b; N 27, 44] I-8
blauwe reiger, reiger reiger: rēger (Hechtel) reiger [ZND 41 (1943)] III-4-1
bleek bleek: blieek gezicht (Hechtel, ... ), hai is zoe blieêk (Hechtel), hè is zooê blieêk (Hechtel) hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] || hij is zo bleek [ZND 21 (1936)] III-1-2
blijven wachten blijven: blaiven (Hechtel), blèven (Hechtel) blijven [ZND 25 (1937)] III-4-4