e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stijf van vingers en handen krom: haan stùn krōmp vanne kaa (Hechtel), stijf: haan stùn stèèf vanne kaa (Hechtel) Stijf, van vingers en handen gezegd (scheef, krom, stram). [N 109 (2001)] III-1-2
stijfkop stijfkop: ook materiaal znd 28, 31  staifkop (Hechtel), stèfkop (Hechtel) koppig [ZND 01 (1922)] III-1-4
stijfsel stijfsel: samen met znd 7, 48  steͅi̯fsəl (Hechtel) de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijfselpap stijfsel: stijfsel (Hechtel), stijfselwater: stijfselwâtter (Hechtel) stijfselpap [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijgbeugels stijgbeugels: stibø̄.gǝls (Hechtel) Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b] I-10
stikken stikken: stikke (Hechtel), versmachten: versmachte (Hechtel) Stikken: sterven door ademgebrek (stikken, verstikken) [N 106 (2001)] III-1-2
stilstaan hou: hǭu̯ (Hechtel) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10
stinken stinken: stinke (Hechtel) Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken , muffen) [N 108 (2001)] III-1-1
stofblik blik: blik (Hechtel) stofblik [ZND 21 (1936)] III-2-1
stofdoek stofvod: stoͅf˃voͅt (Hechtel), vod: voͅt (Hechtel) een stuk doek dat gebruikt wordt om meubels af te stoffen [ZND 34 (1940)] III-2-1