33986 |
vliegennet |
net:
nęt (L352p Hechtel),
vliegenkleed:
vligǝklīǝt (L352p Hechtel),
vliegennet:
vligǝnęt (L352p Hechtel)
|
Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a]
I-10
|
28425 |
vlieggat, vliegspleet |
tijlkoot:
tilkō.t (L352p Hechtel)
|
Opening aan de voorkant van korf en kast waardoor de bijen in en uit kunnen vliegen. Een vlieggat moet niet te hoog van de grond zijn en liefst niet gericht op de koudste windrichting. ''s Winters kan men het vlieggat in de korf dichtmaken met een rolletje stro met wilgebast omwonden. In de moderne kast werkt men met een vlieggatschuif om de vliegspleet af te sluiten. Wat betreft het woordtype "tijlgat" zij opgemerkt dat het woorddeel "tijl" moeilijk eenduidig is te etymologiseren. Bij het kiezen van de woordtypen heeft de redactie de verschillende verklaringen in het midden gelaten. Het grondwoord is ''ijlgat''. Met het voorafgaande lidwoord ''het'' werd de uitspraak door metanalyse ''tijlgat''. Dus ''tijlgat'' is ontstaan uit ''het ijlgat''. Of in dit lemma alle varianten van ''tijl-'' als metanalyse van ''het ijl-'' geīnterpreteerd kunnen worden, blijft echter een vraag. [N 63, 5a; N 63, 10b; N 63, 5b; Ge 37, 15; monogr.]
II-6
|
24392 |
vlinder |
pepelaar:
pipelair (L352p Hechtel),
pipelair (fr. air) (L352p Hechtel),
pipelèr (L352p Hechtel),
pipəlɛ.r (L352p Hechtel)
|
vlinder [GV Gr (1935)], [ZND 16 (1934)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|
24396 |
vlo (enk.) |
vlo:
vlooi (L352p Hechtel),
vlōj (L352p Hechtel)
|
vlo (pulex irritans), enk. [DC 54 (1979)] || vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24395 |
vlo (mv., fon.) |
vlooien:
vlooie (L352p Hechtel),
vlun:
vly(3)̄j (L352p Hechtel)
|
vlo (pulex irritans), mv. [DC 54 (1979)] || vlo (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-2
|
19702 |
vloertegel |
plavei:
pləvēͅ (L352p Hechtel)
|
een grote rode of blauwe vloertegel [N 05A (1964)]
III-2-1
|
17937 |
vlug lopen |
er nogal uittrekken:
he trèkt er nogaal oat (L352p Hechtel),
nogal een pees gaan:
he gonk er nogaal n pees oat (L352p Hechtel),
vegen:
he vèègt er nogaal oat (L352p Hechtel)
|
Snel lopen (rennen, koersen, vegen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
18217 |
vod |
vod:
vod (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel,
L352p Hechtel),
vot (L352p Hechtel)
|
Vod. Met een vod afkuisen [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
21396 |
voddenkoopman |
kramer:
die op de kermis komen met wagens en mensen die vodden opkopen
kramer (L352p Hechtel)
|
Kramer. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
33412 |
voederbak voor de kippen |
voederbak:
vui̯ǝrbak (L352p Hechtel)
|
De vaak gootvormige bak in het kippenhok waar men het kippenvoer indoet. [A 48, 16d]
I-6
|