23290 |
de roepen krijgen |
hun roep gehad hebben:
Ze hemmen hunnen ursten roep gehad (L352p Hechtel),
van de preekstoel vallen:
Ze zijn al eens van den preekstoel gevallen (L352p Hechtel)
|
Wat zegt men van de verloofden als hun huwelijk in de zondagsmis is afgekondigd? Ze zijn al eens ..., al twee keer ... [ZND 41 (1943)]
III-3-3
|
34273 |
de stal uitmesten |
afvaren:
ā.fǭǝrǝn (L352p Hechtel),
uitdoen:
ō.tū.n (L352p Hechtel)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
19681 |
de was bleken |
bleken:
blaiken (L352p Hechtel),
blēͅkə (L352p Hechtel)
|
de was op de bleek leggen [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|
34344 |
de zeug naar de beer brengen |
drijven:
drē̜.vǝ (L352p Hechtel)
|
De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
20808 |
deeg |
deeg:
dieeg (L352p Hechtel),
dieêg (L352p Hechtel)
|
zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)]
III-2-3
|
32311 |
definitieve band |
ijzeren band:
ēzǝrǝ bant (L352p Hechtel),
reep:
rīǝp (L352p Hechtel)
|
De van ijzer gemaakte band die na het verwijderen van de sluitbanden om het vat of de kuip wordt gelegd. Al naar gelang van de plaats waar de band zich op het vat bevindt, onderscheidt men kopbanden, halsbanden en buikbanden. Zie ook deze lemmata. [A 19, 1a-c; L 34, 53; monogr.]
II-12
|
24407 |
dekken |
dekken:
dękǝ (L352p Hechtel),
springen:
spreŋǝ (L352p Hechtel),
spreŋǝn (L352p Hechtel)
|
Het bevruchten van de koe door de stier. [JG 1a, 1b] || Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.] || Het dekken van het vrouwelijk schaap door de ram. [N 77, 34; N 77, 33; JG 1a, 1b]
I-11, I-12
|
19704 |
deksel |
deksel:
dèksel (L352p Hechtel),
dèksəl (L352p Hechtel),
scheel:
schail (L352p Hechtel),
sXèèl (L352p Hechtel)
|
deksel [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)]
III-2-1
|
32618 |
deksel van de metalen gierton |
scheel:
sxē.l (L352p Hechtel)
|
De zinken gierton wordt van boven afgesloten met een deksel dat scharnierend bevestigd is aan de kraag van de vulopening. [JG 1a + 1b; N 11A, 54b; monogr.]
I-1
|
33992 |
dekzeil |
bâche:
baš (L352p Hechtel)
|
Zeil dat de rug van het paard bedekt als het regent. [JG 1a, 1b]
I-10
|