e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

Gevonden: 2679
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de roepen krijgen hun roep gehad hebben: Ze hemmen hunnen ursten roep gehad (Hechtel), van de preekstoel vallen: Ze zijn al eens van den preekstoel gevallen (Hechtel) Wat zegt men van de verloofden als hun huwelijk in de zondagsmis is afgekondigd? Ze zijn al eens ..., al twee keer ... [ZND 41 (1943)] III-3-3
de stal uitmesten afvaren: ā.fǭǝrǝn (Hechtel), uitdoen: ō.tū.n (Hechtel) De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.] I-11
de was bleken bleken: blaiken (Hechtel), blēͅkə (Hechtel) de was op de bleek leggen [ZND 21 (1936)] III-2-1
de zeug naar de beer brengen drijven: drē̜.vǝ (Hechtel) De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.] I-12
deeg deeg: dieeg (Hechtel), dieêg (Hechtel) zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)] III-2-3
definitieve band ijzeren band: ēzǝrǝ bant (Hechtel), reep: rīǝp (Hechtel) De van ijzer gemaakte band die na het verwijderen van de sluitbanden om het vat of de kuip wordt gelegd. Al naar gelang van de plaats waar de band zich op het vat bevindt, onderscheidt men kopbanden, halsbanden en buikbanden. Zie ook deze lemmata. [A 19, 1a-c; L 34, 53; monogr.] II-12
dekken dekken: dękǝ (Hechtel), springen: spreŋǝ (Hechtel), spreŋǝn (Hechtel) Het bevruchten van de koe door de stier. [JG 1a, 1b] || Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.] || Het dekken van het vrouwelijk schaap door de ram. [N 77, 34; N 77, 33; JG 1a, 1b] I-11, I-12
deksel deksel: dèksel (Hechtel), dèksəl (Hechtel), scheel: schail (Hechtel), sXèèl (Hechtel) deksel [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)] III-2-1
deksel van de metalen gierton scheel: sxē.l (Hechtel) De zinken gierton wordt van boven afgesloten met een deksel dat scharnierend bevestigd is aan de kraag van de vulopening. [JG 1a + 1b; N 11A, 54b; monogr.] I-1
dekzeil bâche: baš (Hechtel) Zeil dat de rug van het paard bedekt als het regent. [JG 1a, 1b] I-10