33873 |
drachtige merrie |
vol:
vǫ.l (L352p Hechtel)
|
De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a]
I-9
|
33523 |
draden of randen van peulvruchten |
ringen/randen:
rān (sg rant) (L352p Hechtel)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17806 |
dragen |
dragen:
dragen (L352p Hechtel)
|
dragen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
33848 |
draven |
draven:
drā.vǝ (L352p Hechtel)
|
In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d]
I-9
|
21153 |
dreef |
dreef:
dreef (L352p Hechtel),
dreeft (L352p Hechtel)
|
een lange dreef [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
23727 |
drie weesgegroeten |
drie weesgegroeten:
drei weesgegroeten (L352p Hechtel)
|
De drie Weesgegroeten aan het begin van het Rozenhoedje of de Rozenkrans. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33662 |
dries |
dries:
dris (L352p Hechtel)
|
In onder andere de vragen N 14, 55 en L 19b, 3a is gevraagd naar de betekenis van dries. De antwoorden verschillen nogal van elkaar. De ene informant zegt dat dries een ø̄niet omheinde weiø̄ is, volgens de andere is dries een ø̄omheind stuk weilandø̄. De een noemt dries ø̄droge hoge weideø̄, de ander een ø̄laag stuk weilandø̄. Het kenmerk ø̄braakliggendø̄ scoort het hoogst. ø̄Met gras begroeidø̄ en ø̄onvruchtbareø̄ of ø̄minderwaardige grondø̄ zijn de daaropvolgende meest genoemde kenmerken. Op grond hiervan zou men dries als volgt kunnen defini√´ren: ø̄onvruchtbare, met gras begroeide grond die enige jaren braak ligt, voordat men ze bewerktø̄. Intussen kan men er wel schapen laten grazen. Van Dale (11de druk, blz. 661 s.v. dries) geeft als de eerste twee betekenissen ø̄braakliggende akkerø̄ en ø̄verarmd bouwland dat als (schapen)weide gebruikt wordtø̄. [N 14, 55; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; L 19b, 3a; L 19b, 2aI; A 10, 4; Wi 15; RND 20; monogr.]
I-8
|
18866 |
driftig |
kwaad:
koad (L352p Hechtel),
koat (L352p Hechtel)
|
driftig [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
17939 |
driftig lopen |
kol?rig (< fr.) lopen:
klêrig (L352p Hechtel)
|
Driftig lopen (giftig, gejaagd, kwaad). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
22655 |
drijftol |
kokkernel:
koekernel (L352p Hechtel),
kokernel (L352p Hechtel)
|
Drijftol (speeltuig door middel van een zweep door kinderen gedreven). [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|