22780 |
een kring op de grond trekken |
een ring maken:
n’ rink maken (L352p Hechtel)
|
Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)]
III-3-2
|
23755 |
een kruisje geven |
een kruisje geven:
kruiske geven (L352p Hechtel)
|
Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23707 |
een kruisje op het brood maken |
een kruisje maken over de mik:
kreuske euver de mik maken (L352p Hechtel)
|
Het gebruik om een brood met het mes te bekruisen, voordat men het aansnijdt; men maakte met het broodmes een kruisje aan de onderkant van het brood [n kruuske ónder de mik maake?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23706 |
een kruisteken maken |
n kruus maake:
kreuske maken (L352p Hechtel)
|
Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17887 |
een kuil graven |
een kot maken:
koot make (L352p Hechtel)
|
Een kuil maken (dappen, graven) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
19112 |
een lastig karakter hebbend |
lastig van karakter:
hes lestig van kerakter (L352p Hechtel)
|
Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
31607 |
een paard beslaan |
beslaan:
bǝslǭ.n (L352p Hechtel)
|
Een paard van hoefijzers voorzien. Tijdens het beslaan wordt het paard in de hoefstal van de smidse geplaatst. De hoefsmid verwijdert eerst met behulp van de hoefhamer en de hoeftang het oude hoefijzer. Vervolgens bewerkt hij de hoef door middel van het hoefmes en de hoefrasp. Het nieuwe hoefijzer wordt gewoonlijk warm gepast. Daarvoor wordt het gelijkmatig donkerrood verhit en enige ogenblikken tegen de besneden hoef gehouden. Het ijzer moet overal dicht tegen de hoef passen; aan onverbrande plaatsen onder de hoef kan de smid zien dat deze nog met de hoefrasp moet worden bijgewerkt. Het ijzer wordt met hoefnagels aan de hoef bevestigd. De nagels worden daartoe eerst met behulp van de beslaghamer door de hoef geslagen. Dan worden de uitstekende uiteinden van de hoefnagels met de hoeftang tot op 3 mm afgeknepen. Het gedeelte van de hoefnagel dat nog uitsteekt, wordt vervolgens omgeslagen in een uitholling van de hoef die door middel van de onderkapper is gemaakt. Tot slot wordt de hoef soms nog met de hoefrasp bijgewerkt. [JG 1a; JG 1b; N 100, 17; monogr.]
II-11
|
22809 |
een portret laten maken |
zich laten trekken:
zich leiten trekken (L352p Hechtel),
zich lutten trekken (L352p Hechtel),
eerste woord is moeilijk leesbaar
hai gia zich lutten traikken (L352p Hechtel)
|
Zijn portret laten maken (bij de fotograaf). [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
32592 |
een riek mest |
riek (mest):
rek (L352p Hechtel)
|
Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.]
I-1
|
23699 |
een rozenhoedje bidden |
rozenkrans beden:
rozekrans beene (L352p Hechtel)
|
Een Rozenhoedje bidden [de roozekrans bèèje, ziech der roeëzekrans beëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|