id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17985 | epidemie | ziekte die voortgaat: die zikte git voort (Hechtel), ’ zikde die voortgit (Hechtel) | die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] || Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie, besmettelijke ziekte). [N 107 (2001)] III-1-2 |
23608 | epistel | epistel (<lat.): epistel (Hechtel) | De eerste lezing, het epistel [t/dn epistel, epiestel?]. [N 96B (1989)] III-3-3 |
33610 | erf | mesterhof: meͅsdroͅf (Hechtel), meͅstrəf (Hechtel) | I-7 |
33641 | erf en omliggende landerijen | boerderij: burdǝrē̜i̯ (Hechtel) | De algemene benaming voor het boerenerf met de omliggende landerijen. [N 5AøIIŋ, 76f; L 38, 23] I-8 |
18837 | ernstig | serieus: ’t is serjeus (Hechtel) | het is ernstig bedoeld; het is menens [ZND 38 (1942)] III-1-4 |
33278 | erwt, algemeen | erwt: ɛ̄.rt (Hechtel) | Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24] I-5 |
24729 | esdoorn | esdoorn: of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable esdoorn (Hechtel), gouden regen: of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable gorêgen (Hechtel), pietjes: of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable piettekes (Hechtel) | es, esdoorn [ZND 34 (1940)] III-4-3 |
20855 | eten (ww.) | eten: éétə (Hechtel), êten (Hechtel) | eten [RND], [ZND 25 (1937)] III-2-3 |
20719 | etensresten | overschot: euverschoot (Hechtel), overschoot (Hechtel) | hoe heten de resten van het eten van mensen [ZND 34 (1940)] III-2-3 |
18047 | etter | zweersel: zwēͅrsəl (Hechtel) | Hoe noemt men het geelachtige of gronachtige vocht, dat uit een zweer komt (Nederl. etter, pus) ? [ZND 49 (1958)] III-1-2 |