e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

Gevonden: 2679
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
flambouw flambouw (<fr.): flambouw (Hechtel), lampje: lemkes (Hechtel), lantaarn (<fr.): lanten (Hechtel) Een flambouw (die in de processie wordt gedragen). [ZND 35 (1941)] III-3-3
flikflooien de fijne spelen: ook materiaal znd 23, 55  den fijnen spelen (Hechtel), mouwvegen: ook materiaal znd 23, 55  mouwvaigen (Hechtel), mouwvijge (Hechtel) flikflooien [ZND 01 (1922)] III-1-4
fluim klark: klark (Hechtel), tuf: tuf (Hechtel) fluim [ZND 23 (1937)] III-1-2
fluimen uitspuwen klarken uitgooien: klarreken oatgojjen (Hechtel), rochelen: rochelen (Hechtel), rochels uitgooien: rochels oatgojjen (Hechtel) Fluimen uitspuwen (tuffen, kwalsteren, klarken, kaatsjen). [N 109 (2001)] III-1-2
fluisteren fezelen: Van Dale: fiezelen, (gew.) fezelen.  fiezèlen (Hechtel) fluisteren [ZND 30 (1939)] III-3-1
fluweel, velours velours: flūr (Hechtel) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
fluwelen broek velours (fr.) boks: een floere boks (Hechtel), n floeren boks (Hechtel) een fluwelen broek [ZND 23 (1937)] III-1-3
fokmerrie kweekmeer: kwēkmēr (Hechtel) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b] I-9
fokzeug gelt: gelt (Hechtel), zoog: zō.x (Hechtel) Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.] I-12
fooi drinkcent: drinkcent (Hechtel), fooi: drinkgeld  fooi (Hechtel) fooi [ZND 35 (1941)] III-3-1