23264 |
flambouw |
flambouw (<fr.):
flambouw (L352p Hechtel),
lampje:
lemkes (L352p Hechtel),
lantaarn (<fr.):
lanten (L352p Hechtel)
|
Een flambouw (die in de processie wordt gedragen). [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
19288 |
flikflooien |
de fijne spelen:
ook materiaal znd 23, 55
den fijnen spelen (L352p Hechtel),
mouwvegen:
ook materiaal znd 23, 55
mouwvaigen (L352p Hechtel),
mouwvijge (L352p Hechtel)
|
flikflooien [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
klark:
klark (L352p Hechtel),
tuf:
tuf (L352p Hechtel)
|
fluim [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
18024 |
fluimen uitspuwen |
klarken uitgooien:
klarreken oatgojjen (L352p Hechtel),
rochelen:
rochelen (L352p Hechtel),
rochels uitgooien:
rochels oatgojjen (L352p Hechtel)
|
Fluimen uitspuwen (tuffen, kwalsteren, klarken, kaatsjen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
fezelen:
Van Dale: fiezelen, (gew.) fezelen.
fiezèlen (L352p Hechtel)
|
fluisteren [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
flūr (L352p Hechtel)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.) boks:
een floere boks (L352p Hechtel),
n floeren boks (L352p Hechtel)
|
een fluwelen broek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
33755 |
fokmerrie |
kweekmeer:
kwēkmēr (L352p Hechtel)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
gelt:
gelt (L352p Hechtel),
zoog:
zō.x (L352p Hechtel)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|
21559 |
fooi |
drinkcent:
drinkcent (L352p Hechtel),
fooi:
drinkgeld
fooi (L352p Hechtel)
|
fooi [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|