e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

Gevonden: 2679
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gebrekkig gebrekkig: gebrekkige mins (Hechtel) een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)] III-1-2
gebrekkig persoon gebrekkige mens: gebrekkige mins (Hechtel) een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)] III-1-2
gebruik gewente: gewente (Hechtel), gewoonte: gewoente (Hechtel), gewonte (Hechtel), gewoͅnte (Hechtel) Dat is maar een gewoonte. [ZND 35 (1941)] || Dat is zo het gebruik (de woonte, enz.). [ZND 23 (1937)] III-3-2
gedienstig gedienstig: gedienstig (Hechtel), hai is gedienstig (Hechtel), he is gedienstig (Hechtel) Hij is gedienstig (geneigd om dienst te bewijzen). [ZND 35 (1941)] III-1-4
gedrongen persoon geduikte, een -: ne gedoakde (Hechtel) Gedrongen, een gedrongen postuur hebben (gestuikt, knoest). [N 109 (2001)] III-1-1
gedrongen postuur gestuikt: gestoakt (Hechtel) Gedrongen, een gedrongen postuur hebben (gestuikt, knoest). [N 109 (2001)] III-1-1
geduld geduld: het toch wa gedult (Hechtel), patintie: het toch e bitske patientie (Hechtel), het toch wat pessiënsie (Hechtel) Heb toch wat geduld! [ZND 35 (1941)] III-1-4
gedurige aanbidding altijddurende aanbidding: altijddurende aanbidding (Hechtel) Altijddurende/gedurige aanbidding van het Sacrament des Altaars. [N 96B (1989)] III-3-3
gedwee gedwee: NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??  een gedwee kind (Hechtel), ook materiaal 23, 69; znd 35, 49  gedwee (Hechtel), gemakkelijk: NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??  gemekkelik kind (Hechtel), ook materiaal 23, 69; znd 35, 49  gemekkelik (Hechtel), gezeg: ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  gezeeg (Hechtel), zoet: NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??  n zoet kind (Hechtel), ook materiaal 23, 69; znd 35, 49  zoet (Hechtel) Een gewillig (gedwee) kind. [ZND 35 (1941)] || gedwee [ZND 01 (1922)] III-1-4
geelzucht geel verf: gailverf (Hechtel), gèl verf (Hechtel), geelzucht: geelzucht (Hechtel) de geelzucht (ziekte waarbij de huid en ook het wit van de ogen geel wordt) [ZND 35 (1941)] III-1-2