20556 |
glazig |
glazen:
glaaizen (L352p Hechtel),
glazen (L352p Hechtel)
|
aardappel die hard en doorschijnen is (glazen patat) [ZND 35 (1941)]
III-2-3
|
29571 |
gleiswerk |
aarden potten:
ɛrǝ pǫtǝn (L352p Hechtel)
|
Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.]
II-8
|
17853 |
glijden |
slibberen:
slibberen (L352p Hechtel)
|
hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen) [ZND 14 (1926)]
III-1-2
|
18879 |
glimlachen |
greilachen:
wnt V, 644: greien: krijten, schreien
grielachen (L352p Hechtel),
in zijn eigen lachen:
hij lacht in zijn eigen (L352p Hechtel),
stil lachen:
stil lachen (L352p Hechtel),
stilletjes lachen:
stillekes lachen (L352p Hechtel)
|
hoe zegt ge "glimlachen"in uw dialect ? Bestaat er geen woord om dit "stil lachen"uit te drukken, geef dan op door welke omschrijving men dit weergeeft. [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
24316 |
glimworm |
lichtmadetje:
lichtmaaiken (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel)
|
glimworm [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)]
III-4-2
|
23607 |
gloria |
gloria (lat.):
gloria (L352p Hechtel)
|
De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17786 |
goed luisteren |
goed luisteren:
goed leusteren (L352p Hechtel)
|
goed luisteren [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
19102 |
goedheid |
goedigheid:
ook materiaal znd 24, 20
goeiighaid (L352p Hechtel),
te goed:
ook materiaal znd 24, 20
gə zijt veul te goed (L352p Hechtel)
|
goedheid [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21326 |
goedkoop |
goedkoop:
des gouie kioeup (L352p Hechtel),
dè is goeie koêp (L352p Hechtel),
dè is gooie koeëp (L352p Hechtel)
|
Dat is goedkoop [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21512 |
goedkoopst |
bestekoop:
bitstekioe[u}p (L352p Hechtel),
bèste koep (L352p Hechtel)
|
goedkoopst [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|