e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

Gevonden: 2679

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
allerheiligen allerheiligen: allerhailigen (Hechtel) Allerheiligen. [ZND 19A (1936)] III-3-3
allerzielen allerzielen: allerzielen (Hechtel) Allerzielen. [ZND 19A (1936)] III-3-3
alles kwijt keps: hai is kebs (Hechtel), niets meer hebben: hij heeft niets meer (Hechtel) Hoe heet iemand die alles bij het spel (bijvoorbeeld bij het knikkeren) heeft verloren? [ZND 29 (1938)] III-3-2
alpinomuts alpintje (<fr.): álpäke (Hechtel) alpino(muts) [patsj] [N 25 (1964)] III-1-3
altaar altaar (<lat.): op den ôter (Hechtel), op t altaor (Hechtel) Op het altaar (let op het geslacht!) [ZND 32 (1939)] III-3-3
altaarbel bel: bel (Hechtel) De 3 of 4 belletjes omvattende bel/schel, die door de misdinaar bediend wordt [schel, sjel?] . [N 96B (1989)] III-3-3
alziend oog paternoster: paternoster (Hechtel) Een ingelijste plaat waarop een groot oog in een driehoek is afgebeeld, met daarbij de tekst: God ziet mij. Hier vloekt men niet. (Godsoog, Alziend Oog, Christusoog?). [N 96B (1989)] III-3-3
ampullen ampullen (<lat.): ampul (Hechtel) Het water- en het wijnkannetje die in de mis gebruikt worden, ampullen [pölle?]. [N 96B (1989)] III-3-3
andijvie andijvie: andaivie (Hechtel, ... ), andēͅ.vi (Hechtel), andijvie (Hechtel, ... ) [Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] [ZND 32 (1939)] I-7
angel angel: a.ŋǝl (Hechtel), aŋǝl (Hechtel) Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.] II-6