32888 |
haarspit |
haarspit:
hārspēt (L352p Hechtel),
hǭrspē.t (L352p Hechtel)
|
Het haarspit is het draagbare aambeeldje waarop de zeis wordt gehaard. Het bestaat uit een ijzeren pin met een verstaalde enigszins bolle kop, die doorgaans vierkant van omtrek is en tot buiten de pin uitsteekt. Het haarspit kan in de grond worden gestoken (in het veld), of in een haarblok (op de boerderij). Om te verhinderen dat het haarblok te ver in de grond of het haarblok wordt gedreven, heeft men aan het haarspit, enkele centimeters onder de kop, een extra onderdeel vastgemaakt; dit kan bestaan uit enkele ringetjes, meestal twee of vier, een rond of vierkant plaatje, of uit twee dwarspinnetjes (spieën, die doorgaans van hout zijn). Als men het haarspit in de grond steekt, legt men vaak twee blokjes, plankjes of stenen onder de ringetjes of de spieën. De door de informanten opgegeven benamingen voor dit onderdeel van het haarspit staan achteraan in dit lemma. Zie afbeelding 7b, nummer 2. [N 18, 87, JG 1a, 1b, 1d, 2a, 2c; A 4, 28e; L 20, 28e; add. uit N 14, 131; N 18, 68f, 85 en 87; A 23, 16; Lu 1, 16; monogr.]
I-3
|
17796 |
haarstaart |
paardenstaart:
Oost-Hechtel.
pêrestert (L352p Hechtel),
West-Hechtel.
pèèrestert (L352p Hechtel)
|
Haarstaart. Het los neerhangende gedeelte van het haar, als men het bijeen gebonden draagt [staart, vlecht, paardenstaart] [N 114 (2002)]
III-1-1
|
17750 |
haarvlecht |
tres:
tres (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel)
|
een haarvlecht [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
17581 |
haarwrong |
dot:
dot (L352p Hechtel)
|
Haarwrong van een vrouw (knot, dot, wrong, kuif). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
19108 |
haast |
haast:
huəst (L352p Hechtel)
|
Grooten haast hebben [ZND 26 (1937)]
III-1-4
|
18994 |
haastig |
gepresseerd:
gepreseerd (L352p Hechtel),
gepriseerd (L352p Hechtel),
haastig:
husstig (L352p Hechtel)
|
Grooten haast hebben [ZND 26 (1937)] || haastig [ZND 26 (1937)]
III-1-4
|
24319 |
hagedis |
hagedis:
hagedis (L352p Hechtel)
|
hagedis, de gewone, lacerta agilis [ZND 47 (1950)]
III-4-2
|
25144 |
hagelen |
hagelen:
hagelen (L352p Hechtel)
|
hagelen [ZND 26 (1937)]
III-4-4
|
25245 |
hagelsteen, hagelkorrel (mv.) |
hagelsteen:
hagelstieën (L352p Hechtel)
|
hagelsteen, zo dik als ... [ZND 26 (1937)]
III-4-4
|
25221 |
hagelx |
hagel:
hagel (L352p Hechtel)
|
hagel [ZND 26 (1937)]
III-4-4
|