19051 |
vals |
vals:
valsj (Q110p Heek)
|
valsch [SGV (1914)]
III-1-4
|
34489 |
van veren wisselen |
muiten:
mūtǝ (Q110p Heek)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
34297 |
varken |
varken:
vɛrǝkǝ (Q110p Heek)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkensstal:
vɛrǝkǝs[stal] (Q110p Heek)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
20646 |
varkensvet |
smout:
sjmaauwt (Q110p Heek)
|
smout [SGV (1914)]
III-2-3
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
krib:
krøp (Q110p Heek)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
22648 |
vastenavond |
vastavond:
vastaovent (Q110p Heek)
|
Vastenavond [SGV (1914)]
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
magere dag:
mageren (daag) (Q110p Heek),
vastendag:
vastendaag (Q110p Heek)
|
vastendag [SGV (1914)]
III-3-3
|
23331 |
vastentijd |
vasten:
vaste (Q110p Heek)
|
vasten [SGV (1914)]
III-3-3
|
21182 |
veerpont |
veer:
vêr (Q110p Heek)
|
veer (overvaart) [SGV (1914)]
III-3-1
|