19431 |
vegen, keren |
vegen:
vêge (Q110p Heek)
|
vegen [SGV (1914)]
III-2-1
|
24264 |
veldleeuwerik, leeuwerik |
liewerk:
lieuwerk (Q110p Heek)
|
leeuwerik [SGV (1914)]
III-4-1
|
20660 |
venkel |
venkel:
vinkel (Q110p Heek)
|
venkel [SGV (1914)]
III-2-3
|
30317 |
vensterbank |
vensterlatei:
venstǝrlatɛj (Q110p Heek)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
18940 |
verbruien |
verbruien:
verbruje (Q110p Heek)
|
verbruien [SGV (1914)]
III-1-4
|
21388 |
verdacht |
verdacht:
verdach (Q110p Heek)
|
verdacht [SGV (1914)]
III-3-1
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
leed:
leid (Q110p Heek),
leit (Q110p Heek),
spijt:
sjpīēt (Q110p Heek)
|
leed [SGV (1914)] || smart [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)]
III-1-4
|
30596 |
verf |
verf:
vɛrǝf (Q110p Heek)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|
21389 |
vergoeden |
vergoeden:
vergŭje (Q110p Heek)
|
vergoeden [SGV (1914)]
III-3-1
|
22507 |
verjaardag |
verjaardag:
verjoardaag (Q110p Heek)
|
verjaardag [SGV (1914)]
III-3-2
|