e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heek

Overzicht

Gevonden: 1225
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuster zuster: zuster (Heek) zuster [haar] [SGV (1914)] III-2-2
zuurkool zuurmoes: zoermoos (Heek) zuurkool [SGV (1914)] III-2-3
zwaaien zwaaien: zjwĕje (Heek) zwaaien [SGV (1914)] III-1-2
zwaard sabel: sabel (Heek) zwaard (wapen) [SGV (1914)] III-3-1
zwager zwager: zjwoager (Heek) schoonbroeder [SGV (1914)] III-2-2
zwarte kraai, kraai kraai: kroa (Heek) kraai [SGV (1914)] III-4-1
zweep smik: šmek (Heek) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zwemmen zwemmen: zjwumme (Heek) zwemmen [SGV (1914)] III-3-2
zweren, etteren zweren: zjwêre (Heek, ... ) etteren [SGV (1914)] || zweren (etteren) [SGV (1914)] III-1-2
zwerm zwerm: žwɛrm (Heek) Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.] II-6