34058 |
koe |
koe:
kǫu̯ (Q110p Heek)
|
Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s]
I-11
|
34646 |
koets |
koets:
kutš (Q110p Heek)
|
Vierwielig rijtuig met een vierkante gesloten kast voor een klein aantal personen. De kast hangt in riemen of rust op veren. De koetsier heeft een aparte bok. De koets is een van de meest bekende rijtuigen, vandaar dat "koets" ook vaak als algemene benaming voor het vierwielig rijtuig gebruikt wordt. [N 17, 5; N 101, 1-13; N G, 51; L 28, 24; L 36, 70; L A, 288; L 1a-m; S 18; Wi 18; Gi 3,IB; monogr]
I-13
|
21140 |
koets (alg.) |
koets:
koetsj (Q110p Heek)
|
koets [SGV (1914)]
III-3-1
|
20864 |
koffie |
koffie:
köffe (Q110p Heek),
köffie (Q110p Heek)
|
koffie [SGV (1914)]
III-2-3
|
20588 |
koffiedik |
koffiebrozelen:
koffebronzele (Q110p Heek)
|
koffiedik [SGV (1914)]
III-2-3
|
17813 |
komen |
komen:
kŏmme (Q110p Heek)
|
komen [SGV (1914)]
III-1-2
|
20005 |
konijn |
konijn:
knīēn (Q110p Heek)
|
konijn [SGV (1914)]
III-2-1
|
21266 |
koning |
koning:
ps. omgespeld volgens Frings.
kø͂ͅning (Q110p Heek)
|
koning [SGV (1914)]
III-3-1
|
28400 |
koningin |
moerbij:
mōrbi (Q110p Heek)
|
Het enige volmaakt vrouwelijke dier in een bijenkolonie. Geslachtelijk is de koningin gelijk aan de werkbij, maar in het larvestadium is de aanstaande koningin gevoed met hoogwaardige voedingsstoffen, de koninginnegelei, en de werkbij niet. In ieder volk is slechts één koningin aanwezig. Haar enige taak bestaat in het leggen van eieren. Zij kan bevruchte of onbevruchte eieren leggen. Uit de bevruchte eieren ontstaan werkbijen of eventueel koninginnen, uit de onbevruchte komen de darren. Een koningin kan een leeftijd van vier à vijf jaar bereiken. Is zij niet meer in staat eieren te leggen en daardoor nutteloos geworden voor de kolonie, dan wordt de oude koningin vervangen door een nieuwe. [N 63, 12d; S 3, L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 12; R 3, 42; Ge 37, 37; A 9, 3; monogr.]
II-6
|