33755 |
fokmerrie |
fokpaard:
fǫkpē̜rt (L328p Heel),
veulenmeer:
vø̜̄lǝmē̜r (L328p Heel)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
25025 |
fonkelen, flonkeren |
fonkelen:
foonkələ (L328p Heel)
|
levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21559 |
fooi |
drinkgeld:
drinkgèldj (L328p Heel),
fooi:
foeəj (L328p Heel)
|
de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33528 |
framboos |
framboos:
framboees (L328p Heel),
frambooe:s* (L328p Heel)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
24084 |
franciscaan |
bruine pater (lat.):
broene pater (L328p Heel),
franciscaan:
fransiskaan (L328p Heel)
|
Een Franciscaan of Minderbroeder [bruine pater, de Broune, Minnebroor, broene paater]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18784 |
franje |
franjel:
frānjǝl (L328p Heel),
kant:
kantj (L328p Heel)
|
franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.]
II-7, III-1-3
|
31875 |
freesmachine |
frees:
frē̜s (L328p Heel)
|
Machine, bestaande uit een metalen frame waarop een verticale as is aangebracht die voorzien is van een aantal beiteltjes. Met de freesmachine kunnen inkervingen in het hout worden aangebracht. Ze wordt ook gebruikt om bepaalde profielen in het hout aan te brengen en is dan vaak de vervanger van de profielschaven. Zie ook afb. 56. [N 53, 86a; monogr.]
II-12
|
24315 |
fret |
fret:
fret (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)]
III-4-2
|
31876 |
frezen |
frezen:
frē̜zǝ (L328p Heel)
|
Het hout met behulp van de freesmachine bewerken. [N 53, 109a; monogr.]
II-12
|
25240 |
fris weer |
kouwelijk:
kéújəlik (L328p Heel)
|
tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|