e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gehucht gehucht: gehuchtj (Heel), gəhugt (Heel) een klein dorpje zonder kerk [gehucht, bijval, uithoek] [N 90 (1982)] || gehucht [SGV (1914)] III-3-1
gehurkt zitten op het hukje zitten: op `t huukske zĕtte (Heel), op t huukske zitten (Heel) hurken [SGV (1914)] || hurken, op zijn ~ zitten [op de huuke, op znen huik, op zn huiketjes zitte] [N 10 (1961)] III-1-2
geit geit: gęi̯t (Heel), germ: germ (Heel) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12
geitestal geitestal: gęi̯te[stal] (Heel) De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.] I-6
gejoel gejoel: gejōēl (Heel) gejoel [SGV (1914)] III-3-1
gek gek: gèk (Heel), gezwaaid: gezwejdj (Heel) gek || onverstandige, ergerlijke of gekke dingen doend of zeggend [dwaas, mal, zot, gek] [N 85 (1981)] III-1-4
gekheid maken dollen: dulle (Heel), kuiten: kuite (Heel), wannen: wanne (Heel) flauwekul maken || gekheid maken || uitgelaten handelen, gekheid maken III-1-4
gekkenhuis gekkenhuis: gèkəhōēs (Heel) een instelling voor het verplegen van krankzinnigen [zothuis, gek[ken]huis, fermerie] [N 90 (1982)] III-3-1
geknield zitten knielen: kniele (Heel, ... ) (onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)] III-3-3
geknotte wilg snoets: (2x)  snoets (Heel) de knotwilg (boom van het geslacht Salix) [DC 13 (1945)] III-4-3