23710 |
geloofd zij jezus christus |
christelijke groet:
kristelikke groet (L328p Heel),
geloofd zij jezus christus:
geloofd zij jezus christus (L328p Heel)
|
De Christelijke groet, uitgesproken op niet-liturgiosche bijeenkomsten ["Geloofd zij Jezus Christus...in alle eeuwigheid. Amen"]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23320 |
gelooven |
geloven:
gluive (L328p Heel)
|
gelooven [SGV (1914)]
III-3-3
|
23207 |
geloven |
geloven:
gluive (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
Geloven [gleuve, geluuëve, gluive]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25188 |
geluid van naderend onweer |
rommelen:
roommələ (L328p Heel),
roomələ (L328p Heel)
|
een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] || eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19273 |
gelukken |
gelukken:
gōōd gəlökkə (L328p Heel)
|
een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
boffer:
booffər (L328p Heel)
|
iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19101 |
gemak |
gemak:
gemaak (L328p Heel),
gemaâk (L328p Heel)
|
gemak
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
gemaekelik (L328p Heel),
gemekkelik (L328p Heel),
gemèkkəlik (L328p Heel),
gemèkkələk (L328p Heel),
gemêkelik (L328p Heel),
op zijn gemak:
òp zie gəmáák (L328p Heel)
|
geen moeite of inspanning vereisend, niet moeilijk [licht, handig, gemakkelijk, zacht, lichtelijk, goed, makkelijk, gemak, spelegaans] [N 85 (1981)] || gemakkelijk [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
19226 |
gemakkelijkste wijze; gemakkelijkst; gemakkelijk maken |
passen:
pássə (L328p Heel)
|
de manier van handelen die het makkelijkst en aangenaamst is [pas] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24850 |
gemalen schors |
looi:
WLD
loeəj (L328p Heel)
|
Gemalen schors (looi). [N 82 (1981)]
III-4-3
|