23827 |
ijsheiligen |
ijsheiligen:
iesheilige (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
12-14 mei, de ijsheiligen [ieshillieje]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18913 |
ijver |
ijver:
iever (L328p Heel),
īēfər (L328p Heel)
|
ijver || toewijding aan zijn werk [ijver, iever] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18914 |
ijverig |
ijverachtig:
ieferechtich (L328p Heel),
ijverig:
īēfərig (L328p Heel)
|
met ijver vervuld [ijverig, nijver, nijverig, noest, vlijtig, grif] [N 85 (1981)] || noest [SGV (1914)]
III-1-4
|
25157 |
ijzelen |
ijzelen:
iesele (L328p Heel)
|
ijzelen [SGV (1914)]
III-4-4
|
32304 |
ijzeren drevels, deuvels |
stiften:
steftǝ (L328p Heel)
|
De tweepuntige stalen nagels waarmee de verschillende bodemplanken met elkaar verbonden worden. [N E, 38c]
II-12
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (L328p Heel),
vork:
vǫrǝk (L328p Heel)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
21334 |
illustratie |
illustratie (<fr.):
illustrasie (L328p Heel),
prentje:
prentjə (L328p Heel)
|
een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke] [N 90 (1982)] || illustratie [SGV (1914)]
III-3-1
|
18935 |
in alle haast |
heel vlot:
hieəl flòt (L328p Heel)
|
in heel grote haast [hap, snap] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20442 |
in de doodskist leggen |
kisten:
kistə (L328p Heel)
|
een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
30623 |
in de rot zetten |
rotten:
rǫtǝ (L328p Heel)
|
Pasgemaakte loodwitverf enige maanden laten staan. Wanneer loodwit met lijnolie tot een dik deeg wordt aangemengd, heeft er een verzepingsproces plaats, waardoor de verf fijner van korrel wordt en een dekkender verflaag oplevert. Dit gaat met een kleine temperatuursverhoging gepaard en is na een paar maanden geëindigd (Zwiers II, pag. 303). [N 67, 27a]
II-9
|