e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kikkerdril kwakkerdengeut: kwakkertegoeat (Heel), kwakkertegoet (Heel) kikkerrit [DC 09 (1940)] III-4-2
kikkerdril (2, bewerkt) (-)geut, gegeut: kwakkertegoeat (Heel), kwakkertegoet (Heel) kikkerrit [DC 09 (1940)] III-4-2
kikkervisje koelkop: koelkop (Heel, ... ), kwekkertje: kwekkerke (Heel) kikkervisje [DC 09 (1940)], [DC 17 (1949)] III-4-2
kim van het vat scheerkant: šē̜rkanjt (Heel) De schuine kant die men met behulp van een dissel aan de binnenzijde van de koppen van de duigen kapt. Een dissel is een soort bijl waarvan het holle blad dwars op de steel bevestigd is en meer of minder naar de steel toe gekromd staat. Zie ook het lemma ɛdisselɛ in de paragraaf over de vaktaal van de houtzager.' [N E, 32b] II-12
kin kin: kin (Heel, ... ) kin [DC 01 (1931)] III-1-1
kind (algemene benaming) kind: kindj (Heel, ... ), kintj (Heel), kîntj (Heel), wicht: wicht (Heel, ... ), wîcht (Heel) kind [DC 03 (1934)], [DC 05 (1937)] III-2-2
kindercommunie kindercommunie (<lat.): kinjerkèmunie (Heel) Een kindercommunie [kingerkómmelejoeën]. [N 96D (1989)] III-3-3
kinderdoop dopen, het ~: duipe (Heel), kinderdoop: kinjerduip (Heel) Een kinderdoop. [N 96D (1989)] III-3-3
kinderfiets kinderfiets: kinjerfiets (Heel), kinjerfiets(ke) (Heel) Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar kleine kinderen op rijden [N 99 (1991)] III-3-1
kinderfluitje feep: fēp (Heel) Een fluitje gemaakt uit de holle stengel van een paardebloem [fiepertje]. [N 90 (1982)] III-3-2