33234 |
koolrabi, koolraap-boven-de-grond |
kolderaab:
[kolderaab] (L328p Heel),
koolraab:
[koolraab] (L328p Heel)
|
Brassica oleracea L. var. gongylodes L. Zie de toelichting bij het lemma Koolraap (Ondergronds). Koolrabi wordt als groente gekweekt. Het komt vaak voor dat de koolraap-boven-de-grond dezelfde naam draagt als de koolraap-onder-de-grond van het vorige lemma. Deze gevallen staan steeds voorop; voor de fonetische documentatie ervan zij verwezen naar de betreffende heteroniem uit het genoemde lemma Koolraap. Voor de spelling (-)raab, zie de toelichting bij het lemma Koolraap. [N 12A, 3b; monogr.; add. uit N 7, 16]
I-5
|
21898 |
kooplustig |
loskopig:
lòskuipig (L328p Heel)
|
graag kopend, kooplustig [greeg, koopachtig] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21499 |
kooppenning |
godspenning:
gaodspènning (L328p Heel)
|
het geld dat de koper, of huurder contant ontvangt om de overeenkomst te bevestigen [huurpenning, godspenning, handpenning, worrel, weerder] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21400 |
koopwaar |
waar:
gooj waar (L328p Heel),
wáár (L328p Heel)
|
die goederen die gekocht en verkocht kunnen worden [waar, koopwaar, spul, marchandise, kramerij, artikel] [N 89 (1982)] || waar (goede ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
23216 |
koor |
koor:
koear (L328p Heel)
|
koor [SGV (1914)]
III-3-3
|
23435 |
koorbank |
koorbank:
koeerbank (L328p Heel)
|
Een koorbank: bank in het koorgestoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23541 |
koorhemd |
superplie:
superplie (L328p Heel),
superpliej (L328p Heel)
|
Het korte witte kleed dat de priester over zijn toog draagt [rochet, superplie, koorhemd?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23540 |
koorkap |
koorkap:
koeerkap (L328p Heel),
koormantel:
koeermantjel (L328p Heel)
|
De koorkap [koeërmangtel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18004 |
koorts |
koorts:
kors (L328p Heel)
|
koorts [SGV (1914)]
III-1-2
|
23563 |
koorzanger |
koorzanger:
koeerzenger (L328p Heel),
zanger:
zenger (L328p Heel)
|
Een koorzanger, lid van het zangkoor [zenger, koeërzenger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|