21375 |
leren, studeren |
studeren:
studeere (L328p Heel)
|
studeeren [SGV (1914)]
III-3-1
|
30744 |
letterzetten |
letters zetten:
lɛtǝrs ˲zętǝ (L328p Heel)
|
Letters en cijfers schilderen. [N 67, 82b]
II-9
|
30653 |
letterzetter |
letterzetter:
lɛtǝrzętǝr (L328p Heel)
|
Penseel waarvan de haarbundel spits toeloopt. Het wordt gebruikt bij het schilderen van naamborden, opschriften etc. [N 67, 42b]
II-9
|
19125 |
leugen |
leugen:
lueəgə (L328p Heel)
|
een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
31939 |
leunknop van de booromslag |
boorknop:
būǝrknup (L328p Heel)
|
De platronde bol aan de bovenzijde van de booromslagwaarmee men tijdens het boren met de hand of met de borst druk uitoefent op het boorijzer. Zie ook afb. 81. [N 53, 161e; monogr.]
II-12
|
32199 |
leunspaan |
leunspaan:
lø̄nšpān (L328p Heel)
|
De verschuifbare, metalen dwarsbalk waar de draaier met de beitel op leunt wanneer hij deze op het draaiende hout zet. [N 47, 6; N 53, 228b]
II-12
|
19383 |
leunstoel |
leunenstoel:
lø͂ͅnəstōl (L328p Heel)
|
leuningstoel [SGV (1914)]
III-2-1
|
17568 |
levend vlees onder de huid |
leven, het -:
t laeve (L328p Heel)
|
levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17697 |
lever |
lever:
laever (L328p Heel)
|
lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20514 |
leverworst |
leverworst:
lāēvərwórst (L328p Heel),
lèverwóst (L328p Heel)
|
leverworst [N 06 (1960)] || leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)]
III-2-3
|