e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lip lip: lup (Heel, ... ) lip [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
lisdodde duivelskluppel: -  duvelsklöppele (Heel), hier niet bekend. In Heel genoemd duvelskluppele. Opgegeven door L 376  duvelskluppele (Heel), ook: rietsigaar  duuvelsklöppele (Heel), lis: -  lisse (Heel) lisdodde [DC 13 (1945)] III-4-3
lispelen (slissen) lispelen: Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.  lispələ (Heel) de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)] III-3-1
litanie van de rozenkrans litanie (<lat.): litteniej (Heel, ... ) De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)] III-3-3
litteken lijnteken: lienteiken (Heel), līēnteike (Heel) Als een wond of zweer is genezen, blijft de plaats ervan meestal zichtbaar. Die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [DC 30 (1958)] || litteken [SGV (1914)] III-1-2
liturgisch vaatwerk heilige vaten: heilige vate (Heel), vaten: vaat (Heel) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] III-3-3
liturgische gewaden miskleren: meskleijer (Heel), paramenten (<oudfr.): paramenten (Heel) De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)] III-3-3
loenje bekriem: bɛkrēm (Heel) Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31] I-10
loeren loeren: loere (Heel) kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)] III-1-1
lof lof: lof (Heel, ... ) Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)] III-3-3