24352 |
mier |
aamzeiksel:
aomzeiksel (L328p Heel),
amezeiksel:
aomezeiksel (L328p Heel, ...
L328p Heel),
zwarte aamzeiksel:
zjwarte aomzeiksel (L328p Heel)
|
mier. De algemene benaming? [N102 (1998)] || zwarte huismier. Dialectbenamingen voor soorten mieren [N102 (1998)]
III-4-2
|
21745 |
mikken |
mikken:
mikə (L328p Heel)
|
scherp kijken naar en richten op het doel dat men wil raken met een vuurwapen [mikken, mieren, aanleggen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25320 |
millimeter, maat, 1000ste deel van een meter |
millimeter:
mĭĕlieméétər (L328p Heel)
|
het duizendste deel van een meter [millimeter, streep] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20285 |
min, voedster |
min:
min (L328p Heel)
|
voedster; een vrouw die een kind van een andere vrouw zoogt [min, voedster] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
18795 |
minderen |
minderen:
mindere (L328p Heel, ...
L328p Heel,
L328p Heel,
L328p Heel)
|
Bestaat er voor het "minderen"bij het breiwerk een afzonderlijk woord? (minderen, afzetten) [N 104 (2000)] || minderen [SGV (1914)]
III-1-3
|
20406 |
minderjarig |
minderjarig:
ps. omgespeld volgens Frings.
minderjø͂ͅrig (L328p Heel)
|
minderjarig [SGV (1914)]
III-2-2
|
20460 |
minnaar |
levensvriend:
lèèvəs-vrundj (L328p Heel)
|
minnaar; iemand met wie een vrouw leeft zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [minnaar] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23917 |
mirakel |
wonder:
wònjer (L328p Heel),
wônjer (L328p Heel)
|
Een wonder [wó.nder, wónger, miraakel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23304 |
mis |
mis:
mes (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
De Eucharistieviering, de H. Mis [de mis, de mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23523 |
mis met drie heren |
mis met drie heren:
mes met driej hieere (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
Een plechtige H. Mis waarin een celebrant, een dialen en een subdiaken voorgaan [drieherige mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|