e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
naaste naaste: diene naoste (Heel), naoste (Heel) Je/uw naaste, evennaaste, evenmens [naoste, nôste, èèvemins]. [N 96D (1989)] III-3-3
nabidden nabeden: naobaeje (Heel, ... ) Nabidden, d.w.z. antwoorden bij het bidden, de tweede helft van een gebed bidden. [N 96B (1989)] III-3-3
nabootsen nadoen: naodóón (Heel) iemands stemgeluid imiteren [nabootsen, papegaaien] [N 87 (1981)] III-3-1
nachtbraken nachtraven: nàchtráávə (Heel) tot diep in de nacht uitgaan, nachtbraken [zwabberen] [N 87 (1981)] III-3-1
nachtegaal nachtegaal: nachtegaal (Heel) nachtegaal [SGV (1914)] III-4-1
nachtmis nachtmis: nachtmès (Heel, ... ) De mis die snachts wordt gedaan, nachtmis. [N 96C (1989)] III-3-3
nachtvlinder mot: mōt (Heel) nachtuiltje, nachtvlinder [DC 18 (1950)] III-4-2
nadeel nadeel: noadeil (Heel), schade: sjááj (Heel) het nadeel dat voor iemand uit een gebeurtenis of handeling voortvloeit [schade, schaai, scha, nadeel] [N 85 (1981)] || nadeel [SGV (1914)] III-1-4
nagel nagel: nagel (Heel), nágel (Heel) nagel [DC 01 (1931)] III-1-1
nagelbloem (clethra alnifolia) kruitnageltje: kroetnieegelkes (Heel), steenviool: steinvioeal (Heel) giroffel (nagelbloem) [SGV (1914)] || nagelbloem (anjelier) [SGV (1914)] III-2-1