24042 |
neomist |
neomist (<gr.):
nejomist (L328p Heel),
neomist (L328p Heel)
|
Een pas gewijde priester, Neomist. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24717 |
nerf van een blad |
nerf:
WLD
nérf (L328p Heel)
|
De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24215 |
nest |
nest:
ĕst (L328p Heel),
ĕster (L328p Heel)
|
nest [SGV (1914)] || nesten (mv.) [SGV (1914)]
III-4-1
|
24435 |
nest, hoeveelheid jongen |
nest:
WLD
nést (L328p Heel)
|
Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34521 |
nestei |
nestei:
ɛstęi̯ (L328p Heel)
|
Een nestei is het ei dat men bij het wegnemen van de eieren van de kippen in het nest laat liggen, opdat er andere bij gelegd worden. Soms gebruikt men een ei van kalk, porcelein of gips, soms een vuil ei. [S 25; monogr.]
I-12
|
24216 |
nestelen |
bouwen:
boewə (L328p Heel)
|
een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24217 |
nestkastje |
nestkastje:
néstkestje (L328p Heel),
vogelkastje:
vogelkestje (L328p Heel),
vogelnestje:
vogelnèstje (L328p Heel)
|
vogelkastje: Hoe noemt u in uw dialect een kastje voor vogels om in te nestelen dat men aan het huis of een boom hangt? [N 100 (1997)]
III-4-1
|
24218 |
nestverlater |
vlug:
vlök (L328p Heel)
|
op het punt staan om het nest te verlaten, gezegd van jonge volgels (vlug) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
34104 |
netmaag |
muts:
møts (L328p Heel),
mø̄ts (L328p Heel),
netmaag:
nɛtmāx (L328p Heel)
|
De tweede maag van de koe, de langwerpige maag. [N 28, 81; A 9, 11b]
I-11
|
17608 |
neus |
neus:
naas (L328p Heel, ...
L328p Heel,
L328p Heel)
|
neus [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|