e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
orgel orgel: orgel (Heel, ... ), oͅrgəldreͅijər (Heel) Het orgel [het/de orgel, örgel, ölger, orjel?]. [N 96A (1989)] || Iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman]. [N 90 (1982)] III-3-2, III-3-3
orgel spelen de orgel spelen: den orgel sjpeele (Heel), op het orgel spelen: op het orgel sjpeele (Heel) (op het) orgel spelen, het orgel bespelen. [N 96B (1989)] III-3-3
orgeldraaier orgeldraaier: oͅrgəldreͅijər (Heel) Iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman]. [N 90 (1982)] III-3-2
orgelpijpen orgelpijpen: orgelpiepe (Heel, ... ) De pijpen van het orgel [örgelpiepe, orrejelspiefe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
orgeltrapper orgeltreder: orgeltraejer (Heel), øͅrgəltrɛ̄jər (Heel) De orgeltrapper, orgeltreder, die al pompend of tredend de blaasbalg van het orgel met lucht vulde [örgeltrèèjer, balketrèëner, herrejotswinkmecher?]. [N 96B (1989)] III-3-3
os os: øs (Heel) Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11
ossenoog ruitje: rȳtjǝ (Heel) Piepklein, meestal rond raampje (met ongeveer 1 cm doorsnede) in de achterwand van het rijtuig [N 101, 22] I-13
otter otter: otter (Heel) otter [DC 07 (1939)] III-4-2
oud, bejaard bejaard: bejoartj (Heel), oud: zie moder is aod  aod (Heel) bejaard [SGV (1914)] || oud: zn moeder is oud [DC 35 (1963)] III-2-2
oud, versleten paard kink: keŋk (Heel) Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.] I-9