30633 |
puntkwast |
puntkwast:
pøntjkwas (L328p Heel)
|
Kwast waarvan de haarbundel met touw om de steel is gebonden. [N 67, 30c]
II-9
|
17594 |
pupil |
pupil:
pūūpil (L328p Heel)
|
Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
25038 |
purper, paarsrood |
purper:
purpər (L328p Heel)
|
de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23766 |
quatertemperdag |
quatertemperdag:
kwattertemperdaag (L328p Heel),
quatertemperdaag (L328p Heel)
|
De R.K. vastendag op de eerste woensdag, vrijdag en zaterdag van elk jaargetijde, quatertemperdag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
19079 |
raad |
raad:
raod (L328p Heel),
roat (L328p Heel)
|
raad [SGV (1914)]
III-1-4
|
19225 |
raadsel |
raadsel:
raodsel (L328p Heel)
|
raadsel
III-1-4
|
22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
ei rödselke (L328p Heel),
raedsel (L328p Heel),
raedselke (L328p Heel),
(dat is mij een raadsel: det is mich te róndj aaf).
raodsel (L328p Heel)
|
raadsel [N 07 (1961)] || raadseltje [N 07 (1961)]
III-3-2
|
31761 |
raam van de spanzaag |
spanraam:
španrām (L328p Heel)
|
Het houten raam waarin het blad van de spanzaag bevestigd is. Zie ook afb. 18. [N 53, 6b; N I, 1 add.; monogr.]
II-12
|
31772 |
raamzaag |
raamzeeg:
rāmzē̜x (L328p Heel
[(voor het zagen van bomen tot planken)]
)
|
Zware spanzaag waarbij het blad midden in het zaagraam verticaal bevestigd is. Zie ook afb. 21. De raamzaag werd door verschillende houtbewerkende beroepen gebruikt. Ook bij de houtzager was een, meestal vrij zware, uitvoering van de raamzaag bekend. Ze lag doorgaans boven een kuil, de zaagkuil, en werd gebruikt voor het zagen van latten en planken. De kuil werd zeegkuil genoemd in As (L 417; zē̜xkūl) en Diepenbeek (Q 71; zēxkǫwl). [N 50, 58; N 75, 116d; N G, 23c add; monogr.; div.]
II-12
|