33478 |
rode aalbes |
beren:
[puntje onder de 2e e
bīēēr (L328p Heel),
rode beren:
roeej bieere (L328p Heel),
roei bie:re* (L328p Heel),
rode miemerten:
roeej miemerte (L328p Heel)
|
[DC 13 (1945)]aalbes [SGV (1914)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
rode kroot:
rūǝi̯ krǭǝt (L328p Heel),
rode krootjes:
rūǝi̯ krø̜̄tjǝs (L328p Heel)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
24405 |
rode bosmier |
rode bosaamzeiksel:
roeëj boesaomzeiksel (L328p Heel)
|
rode bosmier. Dialectbenamingen voor soorten mieren [N102 (1998)]
III-4-2
|
20655 |
rode kool |
rode kappes:
roeie kappes (L328p Heel),
rood moes:
roëd moos (L328p Heel)
|
Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)]
I-7
|
33487 |
rode renet, sterappel |
binnenroodje:
-
benneruëdje (L328p Heel)
|
sterappel
I-7
|
21733 |
roede |
pezerik:
pēzǝrek (L328p Heel),
roede:
roede (L328p Heel),
schacht:
šaxt (L328p Heel)
|
Mannelijk geslachtsdeel. [N 76, 14; monogr.]
I-12
|
25314 |
roede, maat van 14 m2 |
roede:
rooj (L328p Heel)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 14 vierkante meter [roede] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21183 |
roeien |
roeien:
roejə (L328p Heel)
|
door middel van roeiriemen een vaartuig voortbewegen [roeien, riemen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21184 |
roeispaan |
riem:
reemə (L328p Heel)
|
het gereedschap om een vaartuig voort te roeien [riem, roeiriem, roeispaan, spaan] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24235 |
roek |
kraan:
kraon (L328p Heel)
|
Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|