34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
wiele:
wīlǝ (L328p Heel),
wiele, wiele, wiele:
wilǝ, wilǝ, wilǝ (L328p Heel)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|
34552 |
roep- en lokwoord voor de gans |
gans, gans:
gǭs, gǭs (L328p Heel)
|
Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6]
I-12
|
34547 |
roep- en lokwoord voor de jonge eend |
wiele:
wilǝ (L328p Heel)
|
[VC 14, 2s -r-; monogr.]
I-12
|
34557 |
roep- en lokwoord voor de kalkoen |
schroet, schroet, schroet:
šrūt, šrūt, šrūt (L328p Heel)
|
Men kan de kalkoen roepen door het geluid van hen na te bootsen. Omdat ze vaak grootgebracht worden samen met de kippen, worden ze ook wel (L 191 (Afferden), 245b (Tienray), Q 2 (Hasselt), 192 (Margraten), 195 Sint-Geertruid)) gelokt met roepwoorden voor kippen. Een andere mogelijkheid tot lokken is dat men fluit of een bepaald keelgeluid (L 360 (Bree)) maakt. [L 47, 9C; A 6, 4]
I-12
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
tiet:
tit (L328p Heel),
tīt (L328p Heel),
tiet, tiet, tiet:
tit, tit, tit (L328p Heel)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34218 |
roep- en lokwoord voor de koe |
hier moer:
hɛi̯ mōr (L328p Heel),
poetje:
putjǝ (L328p Heel)
|
Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r]
I-11
|
34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
kuus:
kyš (L328p Heel),
kuusje:
kyskǝ (L328p Heel)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
34219 |
roep- en lokwoord voor het kalf |
poetje:
putjǝ (L328p Heel)
|
Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r]
I-11
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
kuik:
kȳk (L328p Heel),
kuik, kuik, kuik:
kyk, kyk, kyk (L328p Heel)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
kuus:
kus (L328p Heel),
kys (L328p Heel)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|