e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schuurmiddel blauwpan: wordt bijna niet meer gebruikt  bloͅu̯pan (Heel), zand: ook met \'vim\' en met koeëperpoets  zantj (Heel) schuurmiddel om metaal glanzend te maken - blauwsteen (uitgewreven azuursteen) [DC 15 (1947)] || schuurmiddel om metaal glanzend te maken - zand [DC 15 (1947)] III-2-1
schuurpapier schuurpapier: šūrpǝpēr (Heel) Stug papier dat aan één zijde met glaspoeder of amaril beplakt is en gebruikt wordt voor het gladschuren van hout. Men onderscheidt bij schuurpapier verschillende korreldiktes. [N 67, 60a; L 42, 44; monogr.] II-9
schuurpoort poort: [poort] (Heel), schuurpoort: šø̄rpǫrt (Heel) De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.] I-6
schuurtafel het machine: ǝt mǝšīn (Heel) Het beweeglijke, glijdende deel van de bandschuurmachine waarop het te schuren werkstuk gelegd wordt. Zie ook afb. 62. [N 53, 149d] II-12
schuurtje schuurtje: sjeurke (Heel) schuurtje [DC 35 (1963)] III-2-1
schuurverf schuurverf: šūr[verf] (Heel) Verf waarin met puimsteen geschuurd wordt. Als schuurverf wordt vaak grondverf gebruikt. Door het schuren in de natte verf hecht de verflaag beter aan de onderliggende plamuurlaag. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 18c] II-9
schuw schuw: WLD  sjōēw (Heel) Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)] III-4-2
selderij selderie: WLD  sèldəriej (Heel) Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)] I-7
seminarie seminarie (<lat.): simmenarie (Heel), simmenariej (Heel) Het seminarie. [N 96D (1989)] III-3-3
sering kruiden: kroetn (Heel, ... ), kruidnagel: -  kroetniegel (Heel, ... ), kruidnageltje: oe lang  kroetnieëgelkes (Heel, ... ) [DC 17 (1949)] [SGV (1914)]sering [DC 17 (1949)], [SGV (1914)] I-7, III-4-3