e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

Gevonden: 4616
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blaffen blaffen: blaffe (Heel), kaffen: kaffe (Heel) blaffen [SGV (1914)] III-2-1
blankvoorn, voorn ruts: WLD  röts (Heel) Hoe noemt u de voorn: een zoetwatervis met achter de borstvin twee buikvinnen die ter hoogte van de rugvin staan; de anaalvin staat ongeveer halfweg de eerste buikvin en de staartvin. De bek is betrekkelijk klein. Het lichaam is zijdelings samengedrukt en [N 83 (1981)] III-4-2
blasiuszegen blasiuszengel: blaasijuszaengel (Heel), blasiuszaengel (Heel) De Blasiuszegen waarbij de priester twee kaarsen kruiselings vasthoudt. [N 96C (1989)] III-3-3
blauwe bosbes bosbeer: bosbīēēr (Heel), -  bo:sbiere (Heel, ... ), walbeer: -  walbie:re (Heel, ... ), walbieere (Heel, ... ) blauwe bosbes [DC 13 (1945)] || boschbes [SGV (1914)] III-4-3
blauwe en bruine schimmel roodschimmel: rōǝtšømǝl (Heel) De blauwe schimmel is overwegend blauw of grijsblauw, met zwarte manen. Bij de bruine schimmels zijn allerlei schakeringen mogelijk: lichtbruin, donkerbruin, goudbruin, kastanjebruin, roodbruin, zwartbruin of geappeld bruin. Sommige gelijken in kleur sterk op de vossen, maar onderscheiden zich van deze door hun zwarte manen, staart en poten. In principe worden alle paarden die bruine of rode dekharen, zwarte manen en staart hebben, beschreven als bruin. [N 8, 63b] I-9
blauwe reiger, reiger reiger: reiger (Heel) reiger [SGV (1914)] III-4-1
blauwe vleesvlieg, bromvlieg dikke vlieg: dikke vleeg (Heel), spekvlieg: spekvleeg (Heel) bromvlieg (legt eieren in geslacht vlees) [DC 18 (1950)] III-4-2
blauwsel zakje blauw: zɛkskǝ blǫw (Heel) Soort blauw poeder dat men aan witkalk toevoegt om deze witter te doen lijken. Het toevoegen van blauwsel noemde men in Q 3 'blauwselen' ('blotsǝlǝ'), in Q 121 'blauwen' ('blø̜jǝ'). [N 67, 66f] II-9
blazen blazen: blaoze (Heel) blazen [DC 37 (1964)] III-1-1
bleek bleek: bleik (Heel, ... ) bleek [SGV (1914)] || Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)] III-1-2