31799 |
verlopen van de zaag |
lopen:
lǫwpǝ (L328p Heel)
|
Bij het zagen afwijken van de lijn die gevolgd moet worden. De zaag gaat afwijken als de tanden ervan niet goed gezet zijn. [N 50, 43b; N 53, 28a; N 75, 118b]
II-12
|
25091 |
vermengen |
mengen:
mingə (L328p Heel)
|
in elkaar vermengen [warzen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18853 |
vermoeden |
menen:
meinə (L328p Heel)
|
het menen dat iets waarschijnlijk is, het veronderstellen dat iets zo is [vermoeden, bronsel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20098 |
vermolmd hout |
verlegen hout:
vǝrlē̜gǝ hǫwt (L328p Heel)
|
Hout dat tot molm is overgegaan. Vermolmd hout ontstaat onder meer door verdroging, verrotting, insekten, houtworm en ziektes. [N E , 5]
II-12
|
25098 |
vernielen |
vernielen:
verneele (L328p Heel)
|
vernielen [SGV (1914)]
III-4-4
|
30605 |
vernis |
vernis:
vęrnes (L328p Heel)
|
Bij kamertemperatuur vloeibare massa, die in dunne lagen over voorwerpen wordt gestreken en daarop een doorschijnende, tegen de invloed van lucht en water beschermende bedekking vormt. Vernis bestaat uit een oplossing van harsen in lijn- of terpentijnolie of andere oplosmiddelen. [N 67, 21a; monogr.]
II-9
|
30706 |
vernissen |
vernissen:
vęrnesǝ (L328p Heel)
|
Met vernis bestrijken. Een dunne laag uitgestreken vernis droogt op tot een glanzende, doorschijnende laag. Vernis kan zowel gebruikt worden als bescherming voor onderliggende verflagen als ter verfraaiing. [N 67, 66b; monogr.]
II-9
|
23374 |
verpachte banken |
gepachte plaatsen:
gepechdje plaatse (L328p Heel),
verpachte banken:
verpechdje benk (L328p Heel)
|
De kerkbanken waarvan de plaatsen aan parochianen verpacht werden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23249 |
verplichte feestdag |
geboden feestdag:
geboeëje fieësdaag (L328p Heel),
verplichte zondag:
verplichdje zondaag (L328p Heel)
|
Een geboden, verplichte feestdag [festerandach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18899 |
verplichting |
verplichting:
verplichting (L328p Heel)
|
het verplicht zijn [moetert, verplichting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|