24997 |
verpulveren |
verpulveren:
vərpulvəre (L328p Heel)
|
tot poeder maken of worden [miezelen, verpulveren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20576 |
verschaald |
verschaald:
vərsjááltj (L328p Heel)
|
verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25090 |
verschieten |
verschieten:
vərsjeetə (L328p Heel)
|
anders worden van kleur door het (zon)licht, gezegd van bijv. kledingstukken [verschieten, afgaan] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23916 |
verschijning |
verschijning:
versjiening höbbe (L328p Heel),
versjiêning hobbe (L328p Heel)
|
Een verschijning hebben/krijgen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21666 |
verschuldigd zijn |
schulden:
get sjöljə (L328p Heel)
|
verplicht te betalen [schuldig (zijn), plichtig zijn, gelden] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22434 |
versieren (met bloemen) |
sieren:
seere (L328p Heel, ...
L328p Heel),
versieren:
sjtrao verseere (L328p Heel)
|
Het versieren van de straten op de dag(en) vóór de processie [tsere]. [N 96C (1989)] || Met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18226 |
versleten |
versleten:
vərsjleetə (L328p Heel)
|
door lang gebruik stuk gegaan, niet bruikbaar meer, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18797 |
verstand |
verstand:
vərsjtándj (L328p Heel)
|
het vermogen goed, helder te denken [verstand, bewijs, bewoud, vernuft] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19179 |
verstandig |
verstandig:
verstenjig (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
verstandig [SGV (1914)]
III-1-4
|
17625 |
verstandskies |
baktand:
baktantj (L328p Heel),
oogtand:
auchtantj (L328p Heel),
augstandj (L328p Heel)
|
verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|