17845 |
wakker |
wakker:
wákkər (L328p Heel)
|
Wakker: niet slapend (wakker, snuig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19477 |
walm |
walm:
wààlm (L328p Heel)
|
dikke vettige damp of rook (walm, kwalm, blaak, zwalm, galm) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
20979 |
walnoot |
noot:
noot (L328p Heel)
|
Hoe noemt men de vrucht van de walnoot of okkernoot (Juglans regia L.)? [DC 17 (1949)]
III-2-3
|
17929 |
wandelen |
wandelen:
wánjələ (L328p Heel)
|
Wandelen: gemakkelijk en zonder zich in te spannen gaan (wandelen, kuieren, kachelen, tuinen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17755 |
wang |
wang:
wang (L328p Heel),
wange (L328p Heel)
|
Welk woord gebruikt men in Uw dialect om de vlezige zijkant van het gezicht aan te duiden? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)]
III-1-1
|
21743 |
wapen |
wapen:
waopə (L328p Heel)
|
een voorwerp dat bestemd is om iemand letsel toe te brengen of zich ermee te verdedigen [wapen, wapie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21741 |
wapenschild |
schild:
sjiltj (L328p Heel)
|
een bord waarop een wapen [bijv. van een legeronderdeel] geschilderd is [schild, wapie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25204 |
warm weerx |
warm (weer):
werm (L328p Heel)
|
warm [SGV (1914)]
III-4-4
|
19717 |
was |
was:
was (L328p Heel)
|
wasch [SGV (1914)]
III-2-1
|
30618 |
wasbeits |
wasbeits:
was˱bęjts (L328p Heel)
|
Beits waaraan was is toegevoegd. [N 67, 25b]
II-9
|