30713 |
buitenwerk |
buitenverfwerk:
būtǝvęrǝfwɛrǝk (L328p Heel)
|
Schilderwerk buitenshuis. [N 67, 67b]
II-9
|
30238 |
buitenwerkse maat |
buitenwerksmaat:
būtǝwerksmǭt (L328p Heel)
|
De maat die aan de buitenzijde gemeten wordt, dat wil zeggen van de ene buitenste rand van het werkstuk tot de andere. Zie ook het lemma ɛbuitenwerkse maatɛ in Wld II.9, pag. 111. Het betreft daar de buitenwerkse maat van vergaringen, bijvoorbeeld kozijnen.' [N 53, 200a; monogr.]
II-12
|
25220 |
bulderen van de storm |
bulderen:
buldərə (L328p Heel)
|
een sterk rommelend of dreunend geluid geven, gezegd van bijv. een storm of een kanon [rullen, bulderen, burrelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21118 |
bundel groenten |
bussel:
WLD
bössəl (L328p Heel)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
25058 |
bundel, bussel |
bundel:
bunjel (L328p Heel)
|
bundel [SGV (1914)]
III-4-4
|
25251 |
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) |
bunder:
boonder (L328p Heel),
boondər (L328p Heel)
|
bunder [SGV (1914)] || de maat die een oppervlakte aangeeft van 10.000 vierkante meter [bunder, hond, hectare] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24459 |
bunzing |
fis:
vis (L328p Heel, ...
L328p Heel,
L328p Heel)
|
bunzing [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] || ulk (bunzing) [SGV (1914)]
III-4-2
|
21507 |
burgemeester |
burgemeester:
börgəmeistər (L328p Heel)
|
het wettelijk hoofd/de vertegenwoordiger van een gemeente [burgemeester, burger, burgmeester] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21245 |
bus |
bus:
bós (L328p Heel),
bös (L328p Heel)
|
bus: Wij moeten ons haasten om de - te halen [DC 27 (1955)]
III-3-1
|
21303 |
buskruit |
pulver (<lat.):
porfel (L328p Heel),
pòlfər (L328p Heel)
|
buskruit [SGV (1914)] || licht ontbrandbaar, ontplofbaar mengsel dat o.a. gebruikt wordt voor het afschieten van vuurwapens [buskruit, kruit, poeder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|